Bahar Dar

Bahar Dar is zoals gezegd een stadje aan de oever van Lake Tana. De omgeving staat bekend om de kloosters op het eilandje midden in het meer en om de Blue Nile Falls. Genoeg te zien dus. Wanneer we dan ook nog een relaxte kampeerplek in de tuin van een hotel vinden is de beslissing snel gemaakt. Hier blijven we heerlijk een paar dagen hangen om uit te rusten en de bezienswaardigheden te bekijken, maar opnieuw verloopt ons verblijf totaal anders dan we ooit hadden kunnen verwachten. In totaal blijven we 4 nachten in Bahar Dar, maar in plaats van uitrusten en de toerist uithangen, worden het intensieve emotionele dagen die we nooit meer zullen vergeten.

Het begint allemaal tijdens onze eerste dag in Bahar Dar. Omdat we een beetje willen uitrusten en geen zin hebben om direct weer op stap te gaan besluiten we een dagje bij de auto te blijven. Belinda gaat schrijven aan het verslag van Soedan en Markus gooit voor het eerst tijdens onze reis zijn hengel uit. Net zo als overal in Ethiopië blijft een blanke niet onopgemerkt en dus staat er in een oogwenk een hele groep toeschouwers om Markus heen. Vol belangstelling worden de visactiviteiten van Markus gadegeslagen en wanneer succes uitblijft weten ze wel een ander trucje. Markus krijgt de tip om het te proberen met vijgen en inderdaad niet veel later slaat hij een redelijk visje aan de haak. In een land waar eten niet vanzelfsprekend is, wordt een met moeite gevangen visje natuurlijk niet weer in het water gegooid. De jongens willen hem graag hebben en ter plekke wordt de vis geslacht, schoongemaakt, geroosterd en opgegeten.

 

Tijdens het vissen is Markus de hele tijd omringd door een hele schare mannen en jongens en onder hen bevindt zich ook Haimanot. Haimanot is een klein jongetje in lompen, op zich niet bijzonder want zo zijn er vele, maar op de een op andere manier valt hij op. Misschien wel door zijn verlegen bescheiden gedrag. In tegenstelling tot de meeste jochies is hij niet brutaal, maar heel rustig. Zonder veel te zeggen, zit hij de hele middag een beetje dicht bij Markus is de buurt en kijkt. Wanneer Markus op een gegeven moment klaar is met het vissen en de jongens langzaam vertrekken, blijft hij echter hangen. Dit tot ergernis van de bewakers van het hotel. Zij dulden geen straatjochies op het terrein en ze proberen hem dan ook weg te jagen. Wanneer ze hierbij zelfs een stok willen gaan gebruiken, gaat het Markus te ver. Hij zegt tegen de bewakers, dat hij van ons mag blijven en dat ze hem met rust moeten laten. Vanaf dat moment heeft Markus een vriend voor het leven. Haimanot geniet van alle aandacht en samen met ons verorbert hij een heel bord pasta. Ondanks, dat onze vriend slechts 8 jaar is verstaat hij een klein beetje Engels en langzaam maar zeker leren we hem een beetje kennen. We ontdekken, dat Haimanot, zoals zoveel kinderen hier in Ethiopie, geen ouders meer heeft. Hij leeft op straat en gaat niet naar school. Terwijl hij ons dit verteld zien we dat hij het hier moeilijk mee heeft. Op zo'n moment zou je wel willen helpen, maar hoe. Als het dan even later ook nog begint te regenen en onze vriend begint te rillen van de kou, zijn kleding bevat meer rafels dan stof, besluiten we hem mee te nemen naar de merkt. We kunnen hem zijn ouders dan wel niet terug geven, maar we kunnen in ieder geval zorgen, dat hij weer een warm stel kleren om zijn lijfje krijgt.

 

En zo gezegd, zo gedaan. Samen met Haimanot gaat we naar de markt om hem een nieuw stel kleren te kopen. Op de lokale markt, doet het nieuwtje van ons initiatief al snel te ronde en het duurt dan ook niet lang of we krijgen hulp van een lokale marktman die Engels spreekt. De man waardeert het zo, dat we iemand van "zijn volk" proberen te helpen, zo zegt hij, dat hij ons spontaan te hulp schiet en hiervoor zijn we erg dankbaar. Nu we een tolk hebben kunnen we beter met Haimanot communiceren en dat gaat een stuk sneller. Haimanot laat het allemaal maar gelaten over zich heen komen, hij is er helemaal beduusd van. Waarschijnlijk heeft hij al heel lang geen fatsoenlijke kleding gehad laat staan nieuwe. Als klap of de vuurpijl mag hij ze van ons bovendien zelf uitzoeken. We beseffen, dat we het risico lopen, dat hij dan wel eens hele onpraktische kleren kan gaan kiezen, maar we hebben besloten dat dan maar voor lief te nemen. We gunnen het hem, dat hij, als is het maar voor 1x in zijn leven iets kan uitzoeken wat hij zelf mooi vindt, een voorrecht, dat voor de meeste van ons in Nederland zo vanzelfsprekend is. Haimanot past in een aantal winkeltjes wat kleding en uiteindelijk kiest hij, gelukkig heel praktisch, voor een spijkerbroek, spijkerjasje en heel toepasselijk een oranje voetbalshirt en natuurlijk houdt hij het allemaal gelijk aan. Wat schoenen betreft zijn we in eerste instantie niet van plan hem iets te geven, zijn eigen schoenen waren nog redelijk, maar als we zijn ogen zien twinkelen bij een paar gympies met lampjes erin dan gaan we over stag. Haimanot is door het dolle heen en springt Markus spontaan om de hals. Dit aanblik is niet alleen voor ons aandoenlijk, ook de omstanders, de winkeliers en onze tolk krijgen een brok in de keel en ook zij doen vervolgens nog een duit in het zakje. Van de man van de schoenenzaak krijgt hij nog een paar sokken en van onze tolk krijgt hij 5 Birr om zeep te kopen zodat hij zijn kleding goed kan wassen als het vuil geworden is.


 

Een gewetensvraag

En dan zijn we klaar, we nemen afscheid van de mensen op de markt en gaan terug naar de camping. Althans, dat is ons plan totdat de man die voor ons getolkt heeft ons een gewetensvraag stelt. Hij vraagt wat we met onze vriend gaan doen, want hij heeft hem tijdens het winkelen een beetje aan de tand gevoeld en hij blijkt dus inderdaad een zwervertje te zijn. We bieden aan hem naar familie te brengen, als is het elders in Ethiopie, maar ook die schijnt hij niet te hebben. Tja, wat doe je dan. Natuurlijk is hij niet de enige, maar wel de enige waarmee we zo direct geconfronteerd worden. De man op de markt geeft ons nog de tip om te kijken of we misschien een tehuis voor hem kunnen vinden. Wanneer hij van ons financiële ondersteuning zou krijgen dan zijn er misschien wel instanties die voor hem willen zorgen. We denken hier even over na en besluiten al snel dat we het idee het proberen waard vinden. De makkelijkste oplossing is natuurlijk hem met volle maag en nieuwe kleding gewoon weer op straat zetten, maar we kunnen het niet over ons hart verkrijgen.


 

Een speld in een hooiberg

Maar waar begin je. In een land, dat meer straatkinderen heeft dan Nederland bejaarden is het bijna een onmogelijke opgave. We besluiten om als eerste naar een internetcafé te gaan. Via internet willen we kijken of we misschien wat adresjes kunnen vinden. In het internetcafé krijgen de gasten al snel door wat ons probleem is en via via krijgen we de allereerste tip: een kerkelijke instantie die kinderen helpt. Het kantoor zit boven het internetcafé een voor we het weten staat de manager beneden en hebben we een afspraak staan voor de volgende dag. Verder treffen we in het café nog een buitenlandse fotograaf die nog iemand kent in Addis en Kassahun, een Ethiopische student journalistiek, die nog het adres weet van een Katholiek kindertehuis, waar ook een vriend van hem opgegroeid is. We houden alle opties open en met Kassahun maken we een afspraak voor de volgende ochtend om samen met naar het kindertehuis te gaan. Inmiddels is het al erg laat geworden en we besluiten onze zoektocht voorlopig te staken. Althans alleen in het hotel doen we nog een poging. Hier leggen we ons probleem voor aan de assistent manager van het hotel. Wanneer hij ons verhaal hoort, loopt hij direct mee om de jongen te zien. Hij wil graag even met eigen ogen zien wat voor persoon het is en vraagt hem het hemd van het lijf. Al met al praten ze wel een uur en langzaam maar zeker worden we wijzer. We ontdekken, dat hij zijn ouders nooit heeft gekend en dus helemaal niet weet of hij nog familie heeft. Hij schijnt afkomstig te zijn uit een streek nabij Lalibela, alwaar hij is grootgebracht door een oude vrouw. Zij schijnt voor hem te hebben gezorgd als was hij haar eigen zoon totdat ze een paar maanden geleden is overleden. Omdat Lalibela een heel eind van Bahar Dar verwijderd is vragen we hoe hij hier verzeild komt en dan blijkt, dat hij is meegenomen door een man die hem zou afleveren bij iemand die hier voor hem zou zorgen, maar toen hij twee maanden geleden aankwam in Bahar Dar, was deze weldoener met de noorderzon vertrokken en stond hij er dus helemaal alleen voor in een vreemde stad. Sinds die tijd leeft hij dus op straat, zonder geld en zonder familie. Eten krijgt hij van hotels; veel hotels bewaren de restanten namelijk voor straatkinderen. Net als wij heeft ook de manager inmiddels met hem te doen. Het is zo'n vriendelijk en verlegen jongetje. Bovendien heeft de manager net als wij het idee, dat Haimanot nog te "redden" is. Hij is beleefd, intelligent en is zo als het op het eerste oog lijkt nog niet verslaafd aan sigaretten, chat of lijm. Wanneer de manager hem vraagt of hij het fijn zou vinden, dat we een familie voor het proberen te vinden, dan knikt hij verlegen van ja. En dan vertelt de manager zijn eigen verhaal. Ook hij is een straatjongen geweest en net als onze vriend heeft hij jaren geleden twee toeristen ontmoet die zich zijn lot hebben aangetrokken en zich sindsdien om hem bekommert hebben. Dankzij hun financiële steun heeft hij onderdak gehad en een gedegen opleiding. Inmiddels is hij afgestudeerd en assistent manager van een goedlopend hotel. Tijdens de uitreiking van zijn diploma zaten ze zelfs op de eerste rij. Natuurlijk zou dit een super oplossing zijn, maar ja, waar vind je iemand die voor hem wil zorgen, Financieel willen wij wel helpen, maar gewoon geld overmaken is geen oplossing, daarvoor is onze vriend gewoon nog veel te jong. Gelukkig heeft ook de manager nog een idee. Wel waarschuwt hij ons nog voor de vele hulporganisaties. Velen steken volgens hem het geld in eigen zak, maar de Katholieke kerk, zegt hij heeft wel een paar goede mogelijkheden en dus belt hij het nummer van priester Abebe. De priester is een goede bekende van de manager en hij is bereid om ons de volgende dag te bezoeken. We maken een afspraak voor 9 uur in de ochtend. Die avond slapen we met z'n drieën in de auto. Haimanot ligt warm in de cabine en wij in onze daktent. Het was een lange vermoeiende dag en terwijl we op bed nog even liggen na te praten twijfelen we over onze "goede bedoelingen", we zijn bang dat we eerder een probleem hebben gecreëerd, dan er eentje hebben opgelost.

 


Op zoek naar een nieuw huis

De volgende ochtend zijn we al vroeg uit de veren. Het wordt een drukke dag met een hoop afspraken. Alhoewel we niet weten wat de uitkomst zal zijn, voelt het goed toch een poging te wagen. Onze vriend heeft in ieder geval een heerlijke warme droge nacht achter de rug en dat is al meer dan hij de laatste twee maanden heeft gehad. Als we allemaal gewassen en aangekleed zijn gaat Markus samen met Haimanot naar de markt om brood te kopen. Vol trots loopt hij aan de hand van Markus te pronken met zijn nieuwe kleren. In het hotel is het verhaal van onze 'hulpactie" inmiddels doorgedrongen tot het personeel en zelfs een aantal gasten. Iedereen leeft met ons mee. Exact om 9 uur hebben we onze eerste afspraak, het is met priester Abebe van de Katholieke Kerk. Nadat de priester ons verhaal en dat van Haimanot heeft aangehoord is hij bereid ons te helpen. Hij is net als wij van mening, dat Haimanot gezien zijn leeftijd het beste bij een gezin kan wonen en hij zal kijken of hij iemand kan vinden die bereid is voor hem te zorgen, mits wij hun daarbij financieel ondersteunen. We maken een nieuwe afspraak voor het begin van de middag. Inmiddels is het 10 uur en staat ook Kassahun al op ons te wachten. Samen met hem gaan we naar het kindertehuis waar zijn vriend ooit is opgegroeid. Hier vangen we echter bot. Het kindertehuis bestaat nog wel, maar vangt geen kinderen meer op, daar zijn ze mee gestopt. Jammer, dit spoor loopt dus dood, maar dan krijgen we een nieuw idee. Via Kassahun weten we al, dat er zich in Bahar Dar een Adventkerk bevindt en ook daar besluiten we nog een poging te wagen. De kerk ligt eventjes buiten het centrum en we worden er vriendelijk ontvangen door de vrouw van de dominee. De vrouw spreekt geen Engels, dus we zijn blij, dat Kassahun voor ons kan vertalen. Hij vertelt haar ons verhaal en tot onze verbazing reageert ze heel positief. Nadat ze amper heeft hoeven nadenken, zegt ze, dat Haimanot wat haar betreft wel in haar gezin mag komen wonen, maar dat moet ze dan wel eerst even met haar man overleggen. Ook met haar spreken we af, dat we later in de middag weer contact opnemen. Voor ons zit er dus eventjes niets anders op dan afwachten. We gaan terug naar het hotel en maken lunch. 

 


Ons gebed wordt verhoord

Geduld is niet onze sterkste kant en het wachten duurt erg lang, maar dan eindelijk zien we de auto van priester Abebe de oprit oprijden. Hij verontschuldigt zich voor het feit, dat hij te laat is, maar hij heeft goed nieuws. Hij heeft een gezin gevonden, dat voor Haimanot zou willen zorgen en later in de middag mogen we hun bezoeken. Helemaal blij met deze kans bellen we Kassahun op om te horen of hij nog iets heeft vernomen van het gezin uit de Adventkerk en geloof het of niet, ook zij zijn in principe bereid voor hem te zorgen, maar voordat de dominee hierover beslist wil hij ons eerst ontmoeten. En dus spreken we opnieuw af met Kassahun, inmiddels onze steun en toeverlaat wat de taal betreft. De dominee is een hele vriendelijke man en inderdaad hij is bereid om Haimanot in zijn gezin op te nemen en voor hem te zorgen al was het zijn eigen vlees en bloed, maar voordat hij hierover definitief een uitspraak doet, wil hij eerst weten of Haimanot gezond is. In Ethiopie zijn veel mensen besmet met HIV/Aids en hij wil niet het risico lopen, dat zijn gezin besmet kan worden. Alhoewel we de dominee heel goed begrijpen, zelf zouden we waarschijnlijk ook zo reageren, komt het op Haimanot niet erg prettig over. Wanneer we dan ook weer in de auto zitten op weg naar het ziekenhuis voor een bloedtest vertelt hij ons, dat hij de mensen niet aardig vindt en er niet wil wonen. Om Haimanot een beter gevoel te geven, besluiten we dan om niet naar het ziekenhuis te gaan, maar eerst het andere gezin te bezoeken. Tenslotte hebben zij geen medisch onderzoek gevraagd en als hij daar liever wil wonen kunnen we ons de moeite besparen. Samen met Kassahun, gaan we daarom naar het terrein van de Katholieke kerk. Het terrein ligt in een hele prettige wijk die er netjes en verzorgd uitziet. Het terrein zelf is groot, met een aantal scholen en veel speelruimte voor kinderen. Wanneer we ons melden, worden we al gauw meegenomen door een mevrouw. Zij werkt op het terrein en heeft aangeboden om voor Haimanot te zorgen. Samen met haar lopen we naar haar huis, dat vlakbij staat om kennis te maken.

 

Wanneer we bij het huis aankomen zijn we blij verrast. Het is niet eens een hutje van klei en stro, maar een nette gemetselde woning. In de tuin zien we zowaar een kraan met schoon drinkwater en een watermeter en wanneer we binnenkomen zien we zelfs een TV en telefoon. De vrouw en de man zijn erg aardig en we zijn ontroerd door hun aanbod om voor een totaal vreemd kind te zorgen. Het echtpaar heeft hun leven zo te zien goed op de rit, ze hebben twee kindertjes, ieders een baan en een nette woning met tuintje. Voor Ethiopische begrippen hebben ze het goed voor elkaar en daarom vinden we het des te bewonderenswaardiger, dat ze bereid zijn hun hele leven op de kop te gooien en een extra kind in huis te nemen. Maar wanneer we nogmaals vissen naar hun motieven, zit er echt geen verborgen agenda achter. Ze zijn gewoon bereid om een extra kind een kans te geven. De man vertelt ons zowaar, dat hij het kind zal behandelen al was het zijn eigen vlees en bloed. Haimanot zit er intussen maar een beetje verlegen bij. Wel geeft hij aan, dat hij hier liever zou wonen dan bij het andere gezin, maar het liefst gaat hij met ons mee terug. Natuurlijk is dat niet mogelijk en omdat we het voor hem niet nog moeilijker willen maken spreken we af, dat hij daar gelijk blijft. We kunnen dan de volgende dag nog even terug gaan om te kijken hoe het gaat en om afscheid te nemen. Voor Heimanot wordt het dan eventjes te veel, dikke tranen rollen over zijn wangen. Gelukkig is zijn nieuwe vader, leraar op een kleuterschool en weet hij precies hoe hij met kinderen moet omgaan. Hij neemt hem snel op schoot en begint hem te troosten. Daarna nemen wij afscheid en gaan we opgetogen terug naar het hotel. Gisteren nog, stonden we voor een onmogelijke opgave, en nu, amper 24 uur later ziet het er naar uit, dat we werkelijk een nieuwe familie voor onze kleine vriend hebben gevonden. Dat zo iets lukt is al uniek, maar ook nog binnen zo'n korte tijd is meer dan een wonder. Wanneer we terug in het hotel komen is iedereen nieuwsgierig, zowel personeel als hotelgasten willen allemaal horen hoe het gegaan is. We vertellen het verhaal en nodigen Kassahun uit voor het diner. Vanavond hebben we echt wat te vieren! Het wordt een gezellige avond en door alle belangstelling moeten we nog vele malen ons verhaal vertellen.

 

Waar kom jij nou vandaan?

In opperbeste stemming worden we de volgende dag wakker. Het is een mooie dag en vandaag gaan we nog 1 keertje terug naar het gezin, waar Haimanot zal wonen. Ook moeten we nog eventjes bij de priester langs om de financiën te regelen, maar voordat we dat allemaal gaan doen, gaan we eerst naar de kerk. Het is zaterdag vandaag en de dominee van de Adventkerk heeft ons uitgenodigd. Terwijl we ons klaar maken en genieten van ons ontbijtje, vallen we bijna om van verbazing als Haimanot in 1x achter ons staat. Vrolijk springt hij om de auto; hij is duidelijk blij om ons te zien, wij echter wat minder. Eventjes zijn we bang, dat hij is weggelopen en dus nemen we hem mee naar de receptie zodat ze hem kunnen vragen wat hij komt doen. Wanneer we hem aan de tand voelen, blijkt hij zonder, zijn nieuwe ouders  te hebben geïnformeerd naar het hotel gelopen te zijn, omdat hij bang was, dat we zonder afscheid zouden vertrekken. We vertellen hem, dat we dat niet zullen doen en dat we die middag langskomen,  maar dat hij nu beslist terug moet gaan en zijn verontschuldigen moet aanbieden voor het feit, dat hij zomaar is weggelopen. We leggen hem uit, dat hij dat niet mag doen omdat zijn ouders dan heel ongerust zullen worden. Om hem te stimuleren direct terug te gaan nemen we hem ook niet meer mee terug naar de auto, maar sturen we hem direct weer weg. Hij heeft nog een hele hoop te leren! Inmiddels is het al laat en moeten we ons haasten om op tijd in de kerk te zijn. We gaan met z'n drieën, Collin een hotelgast die van onze plannen hoorde wil ook graag mee. Natuurlijk leggen we de dominee en zijn gezin nog even uit, waarom Haimanot gekozen heeft niet bij hen te willen wonen. Ze vinden het niet erg, en zijn zelfs een beetje opgelucht.

 

Nog 1x afscheid nemen

Als we uit de kerk komen rijden we terug naar het hotel. We zetten Collin af en pikken Kassahun op. Samen met onze steun en toeverlaat, kopen we eerst de twee voetballen die we Haimanot en zijn nieuwe broer Johannes hebben beloofd en dan gaan we terug naar het huis van de familie. We zijn heel benieuwd of we Haimanot er nog zullen treffen of dat hij hem er toch tussenuit geknepen is. Gelukkig zijn onze zorgen onterecht, want wanneer we het straatje van de woning naderen zien we Haimanot omringd door een hele groep buurtkinderen. Ze leren hem net fietsen. In het gezin worden we vriendelijk ontvangen. Ze hebben allerlei lekkers voor ons gemaakt en de vrouw is bezig verse koffie bonen te branden. Op traditionele wijze wordt een koffieceremonie gehouden, iets wat vaak alleen wordt gedaan bij bijzondere gelegenheden. Het wordt een gezellige middag. We genieten van de heerlijke koffie en de lekkere verse broodjes met ei. De kinderen zien we slechts af en toe. Die gaan inmiddels helemaal in elkaar op. Het is een prachtig gezicht om Haimanot omringd te zien door deze lieve mensen. Regelmatig zien we hem knuffelen met Hannah, zijn nieuwe zusje, of loopt hij hand in hand met Johannes zijn nieuwe broertje. Wanneer we zo gezellig zitten te kletsen informeren we nog even naar de wegloopactie van die ochtend. Zoals we al verwacht hadden, had hij zijn ouders inderdaad niets verteld. Hij is hem er tussen uit geknepen toen hij samen met Johannes broodjes moest halen die ochtend. Gelukkig had zijn vader wel door waar hij naar toe gegaan was en met de fiets heeft hij hem weer opgehaald. Haimanot, zich inmiddels bewust van de gevolgen van zijn actie, heeft inderdaad direct zijn verontschuldigingen aangeboden. Wanneer we Haimanot en zijn nieuwe familie een beetje polsen, blijken ze allemaal heel gelukkig te zijn met de nieuwe gezinssituatie. Johannes is in de wolken met zijn nieuwe broer, het echtpaar vindt het fijn om voor hem te zorgen en Haimanot zelf, voelt zich erg thuis in het gezin. Een resultaat dat we vooraf niet hadden durven dromen. Financieel regelen we het later die middag allemaal met priester Abebe. Samen met hem spreken we een bedrag af, waarmee we het gezin maandelijks zullen ondersteunen en eens in de drie maanden zullen we dat overmaken op de bankrekening van de Katholieke kerk. De priester zal dan zorgen, dat het geld ter plaatse komt en ons regelmatig op de hoogte houden van bijzonderheden. Een prettige regeling waar we veel vertrouwen in hebben.

Schokdemperleed

Wanneer we het veldje afrijden horen we een rare knal. We stappen natuurlijk direct uit, maar zien niets. Omdat er veel rommel in de berm ligt denken we in eerste instantie, dat er een tak onder de auto sleept, maar wanneer het lawaai aanhoudt zetten we de auto toch maar eventjes aan de kant. Voor ons gevoel komt het geluid bij het rechter achterwiel vandaan, maar als we nogmaals een inspectie doen zien we opnieuw geen bijzonderheden. Raar, want we horen toch echt een heel raar geluid. Om het zekere voor het onzekere te nemen, besluiten we daarom het wiel van de auto te halen zodat we de remmen ook even kunnen controleren. Terwijl we onze gereedschappen te voorschijn halen, verzamelt er zich een hele schare mensen rondom de auto en een aantal mannen beginnen ons spontaan te helpen. Op een gegeven moment lopen er zoveel mensen rondom de auto, dat het een hele kluif is om de mensen en onze  spullen een beetje in de gaten te houden. Gelukkig is onze argwaan onterecht, want de mensen blijken ons met de beste bedoeling te willen helpen en alle spullen worden netjes teruggelegd. Wat het geluid betreft ook met het wiel eraf zien we geen bijzonderheden. Het wiel en de remmen zien er prima uit. Even hopen we dan ook, dat het vanzelf wel over gaat, maar wanneer we weer verder willen rijden is het gekke geluid direct terug. We rijden een paar meter, maar omdat we het echt niet vertrouwen zetten we nogmaals de auto aan de kant voor opnieuw een inspectie. Wanneer Markus voor de zoveelste keer onder de auto kijkt, ontdekt hij opeens de oorzaak van het geluid. We hebben aan beide achterzijden twee schokdempers en aan de rechterkant is een van de twee gebroken. Gelukkig is dat niet direct een probleem, want de resterende schokdemper functioneert gelukkig nog prima en dus rijden we langzaam door naar Gonder. Onderweg krijgen we nog een enorme hagelbui op ons hoofd. De hagelstenen zijn zo groot, dat het hele landschap wit wordt en lijkt het net alsof het gesneeuwd heeft.

 


Gonder

Als we in Gonder aankomen zien we tot onze verassing, dat iedereen er nog is, Laura en Vegter, Jaye en Andrew, en Klaas, allemaal bivakkeren ze op de binnenplaats van het hotel. Sterker nog, vooral Andrew zit met smart op ons te wachten. Hij wil graag zijn wiellagers bijstellen en Markus heeft daarvoor speciaal gereedschap meegenomen. Het is dan ook een gezellig weerzien en onder het genot van een colaatje wisselen we onze ervaringen van de laatste dagen uit. Daarna duiken de mannen natuurlijk gelijk onder de auto. Terwijl Andrew met zijn wiellagers aan de slag gaat, begint Markus aan het vervangen van de kapotte schokdemper. De oude schokdempers, die we voor vertrek hebben vervangen door de nieuwe schokdempers die Markus als afscheidscadeau van zijn collega's had gekregen, waren nog in goede staat en hebben we gelukkig als reserve bij ons. Omdat deze demper eigenlijk beter en sterker is dan de soort die er nog zit en waarvan er nu dus eentje stuk is, besluit Markus daarom om ze maar gelijk alle twee te vervangen en dit blijkt geen overbodige luxe want ook de andere demper blijkt kapot. Als we die avond met de "nieuwe schokdempers" een rondje rijden merken we een wereld van verschil. De auto veert weer veel beter.

 


.....Of je stopt de stekker erin

Ook de tweede dag in Gonder staat in het teken van onderhoud. De was moet gedaan, er moet aan de website worden gewerkt en ook zijn er nog een paar klusjes aan de auto. We hebben namelijk nog steeds geen stroom en ook ons waterfilter heeft nukken. Gelukkig is het laatste euvel snel verholpen, Markus plaatst een nieuw schoon filter en alles doet het weer. Het stroomprobleem lijkt echter minder eenvoudig. In Khartoum hebben we namelijk ontdekt, dat onze extra accu's alleen nog maar worden geladen door het zonnepaneel en niet meer door de dynamo. Samen met hulp van Andrew is Markus heel wat uren aan het sleutelen om het probleem te achterhalen. Omdat ze een kabelbreuk vermoeden moeten werkelijk alle draden worden blootgelegd om de boosdoener te vinden. Wanneer ze echter na lang zoeken de bewuste kabel vinden, blijkt niet de kabel de oorzaak van het probleem te zijn, maar slechts een gesprongen zekering. De bewuste kabel blijkt namelijk aangesloten te zijn op de sigarettenaansteker van de auto en laten we nou net die zekering niet hebben gecontroleerd. Uren hebben ze gezocht en werkelijk de halve auto is uit elkaar geweest en dat voor een onbenullig zekeringetje waar we zo bij kunnen. Tja, voor een volgende keer weten we nu in ieder geval waar we moeten zoeken. Moe van het sleutelen hebben we geen zin meer in koken en dus gaan we met Jaye en Andrew uit eten. In een lokaal restaurantje proberen we voor het eerst de injera, het nationale gerecht van Ethiopië. Injera is een soort zurig smakende pannenkoek, die geserveerd wordt met was sausjes. Niet ronduit smerig, maar we zijn er ook geen fan van.

 

This page only has Dutch navigation. Press the English flag to return to the English part of this website

Ethiopië 2007


1 juni 2007 - 27 juni 2007  

Route: Metama - Gondor - Debrak (Simien mountains) - Bahar Dar - Woreta - Lalibela - Weldiya - Debre Bahir - Addis Ababa - Awassa - Arba Minch - Nechisar NP - Jinka - Turmi - Omorate


Een andere wereld

Alsof we met het vliegtuig aankomen en pats boem zo een andere wereld instappen, zo groot is het verschil tussen Soedan en Ethiopie. Alhoewel de laatste 200 kilometer voor de grens de huizen al langzaam veranderen in hutjes van klei en stro, is het verschil enorm. Zo gauw als we de grens passeren lopen de meeste vrouwen niet meer gesluierd, dragen de mannen in plaats van witte gewaden westerse kleding die meestal vuil en kapot is en verandert de weg van een super gladde asfalt weg in een gravelweg met stenen en gaten. Veel auto's zie je er dan ook niet meer, de mensen doen hier alles te voet of per ezel. Ethiopie is een arm land en dat is zichtbaar. Zelfs de immigratie heeft niet eens een echt kantoortje; het zit gevestigd in een heel vervallen hutje eventjes van de weg af. Het is maar goed, dat iemand ons de weg wijst anders zouden we het nooit gevonden hebben, maar hoe krakkemikkig ook, in tegenstelling tot alle eerdere landen is zowel bij de immigratie als bij de douane alles zo gepiept en helemaal gratis. Voor het eerst hoeven we helemaal niets te betalen, geen customs, geen belasting, geen verzekering, helemaal niets.

 

Qua klimaat is het net Nederland. Ruim twintig graden en omdat de regentijd nog niet helemaal voorbij is valt er van tijd tot tijd een buitje. Wat ook opvalt in Ethiopie, zeker na het rustige Soedan is de drukte. Werkelijk overal en altijd zijn mensen. Dat op zich is nog niet eens zo erg ware het niet, dat de Ethiopiër een totaal ander begrip van privacy hebben dan wij westerlingen. Sterker nog, in de ogen van een westerling kent een Ethiopiër dit begrip niet eens. Zo gauw als we stoppen hangen er mensen om en het liefst in de auto en als het even kan dan raken ze je graag aan, iets waar we zelf erg aan moeten wennen en de ene dag beter tegen kunnen dan de andere dag.

 

Vanaf de grens naar Gonder, onze eerste bestemming, is het twee dagen rijden. De weg is matig, een gravelweg met af en toe een flinke kuil, maar de omgeving is prachtig. In tegenstelling tot de droge vlaktes in Soedan rijden we door een overdadig groen berglandschap. Omdat het eerste stuk, voor zover dat voor Ethiopie geldt, redelijk verlaten is, wordt onze eerste overnachting in Ethiopie een bushcamp. Eventjes uit het zicht van de weg vinden we een vlak stukje gras met een prachtig uitzicht. Op de GPS zien we, dat onze bushcamp slechts 6 kilometers verwijderd is van de plek waar Mirjam en Emiel, de vorige eigenaren van onze auto, ook al eens gekampeerd hebben. Wanneer we het gras op rijden zien we een smeulend vuurtje en als we de grote hoeveelheden koeienvlaaien zien zijn we eventjes bang, dat we de nacht tussen de koeien moeten doorbrengen. Gelukkig valt dit echter reuze mee, want al snel blijkt dat het vuurtje niet van een herder maar van de machinist van de bulldozer is, die ook op het veldje geparkeerd staat en net eventjes water aan het halen was. Water, wat aan de kleur te zien is, zo rechtstreeks uit een bruine modderige rivier komt. De machinist is een vriendelijke oude man die het gelukkig niet erg vindt, dat we die nacht op "zijn veldje" staan. Als dank nodigen we hem uit voor het avondeten. We eten zoete bietjes met uien en aardappelen, een combinatie die hij waarschijnlijk niet kent, maar het smaakt hem goed. Het is een genot hem te zien smullen en als we hem als toetje ook nog een glas cola aanbieden, dan is het feest helemaal compleet. Voor onze gastheer zijn dit soort producten een ongekende luxe en zoals wel vaker deze reis worden we weer eens geconfronteerd met de weelde die wij hebben. Zelfs reizend met onze auto hebben wij nog zoveel meer dan onze gastheer. Wij slapen in een heerlijk bed, hij buiten op de grond onder de bak van de bulldozer, wij zitten droog onder onze luifel op een paar comfortabele stoelen, hij op een steen onder een paar druipende takken riet en daar waar wij helder gezuiverd water zo uit de auto tappen moet hij kilometers moet lopen voor een beetje bruin slootwater.  De rijkdommen in de wereld zijn maar ongelijk verdeeld. En dan te bedenken, dat wij in het westen altijd maar zeuren. 

 

Natuurlijk laten we ook de volgende ochtend onze gastheer er niet met lege handen bij staan en dus delen we ook ons ontbijt met hem. Deze keer echter, blijft hij niet onze enige gast. Als we net aan de crackertjes met kaas zitten komt zijn collega er ook aan. Enigszins verlegen blijft hij eerst op een afstandje zitten toekijken, maar als we hem er ook bij roepen, neemt hij de uitnodiging maar wat graag aan. Het wordt een gezellig ontbijt, zeker als er ook nog een paar militairen bij komen. Dat we voor hun geen crackers meer hebben, maar alleen nog wat thee mag de pret niet drukken. Als herinnering nemen we nog een foto en gaan er dan snel vandoor.







Simien mountains

Vanuit Gonder maken we een uitstapje naar de Simien mountains in het Noorden van Ethiopië. Naast een mooi landschap, staan de bergen vooral bekend om de Gelada baviaan. Een speciale soort, baviaan, met een rode hartvormige plek op zijn borst. De weg naar de Simien is weer gravel en dus hobbelen we weer uren over een niet al te beste piste richting Debark, het dorp van waaruit de excursies beginnen. Omdat de Simien Mountains een Nationaal Park is en het parkbeheer het verplicht gesteld heeft, dat toeristen alleen onder begeleiding van een bewapende scout het park in mogen, rijden we de volgende ochtend dus eerst naar het hoofdkantoor om onze scout op te halen. Onze scout is een klein vriendelijk mannetje, dat gelukkig een paar worden Engels spreekt. Om zijn schouders heeft hij een AK47, waarmee hij ons moet gaan beschermen tegen de wilde beesten. Overdrijven is ook een vak, want behalve apen en wat bokken lopen er niet zoveel wilde beesten in het park, maar vooruit, de man moet ook een baan hebben. Al met al hebben we een hele leuke dag; we zien veel dieren en ook het weer zit mee. Hoorden we van Klaas, dat de top de vorige dag in de wolken had gehangen, bij ons is het mooi helder weer. We rijden uiteindelijk door tot een hoogte van 4272 meter en genieten onderweg van de prachtige vergezichten. Aan het einde van de middag rijden we terug naar Debark, waar we onze scout weer afzetten en nog een nachtje blijven slapen.


 

You, you, you .. .. Give me, Give me, Give me ...... Money, money, money

De hele weg vanuit de Simien Mountains terug naar Gonder horen we niets anders dan "you, you, you, you. Eigenlijk is dit al het geval vanaf het moment, dat we Ethiopië binnen rijden. Volwassenen, maar vooral kinderen staan overal langs de weg te zwaaien en te gillen. Alsof hun leven ervan af hangt staan ze te roepen om vooral geld, snoepjes en pennen. In totaal rijden we 4 weken door Ethiopië, en werkelijk overal vindt dit fenomeen plaats. In de ogen van de Ethiopiërs zijn wij blanken, gewoon een rijdende geldbuidel en ze schamen zich er dan ook totaal niet voor om een blanke om zijn geld te vragen. Voor ons is het in het begin best vermakelijk, maar eerlijk is eerlijk na een tijdje zijn we het gezeur soms ook wel eventjes zat. Toch kunnen we het de Ethiopiërs niet kwalijk nemen. Om te beginnen zijn ze behoorlijk arm dus waarom niet gewoon proberen en daar komt nog bij, dat ze ook niet beter weten. Ethiopië is jarenlang overspoeld door hulporganisaties die er deels voor verantwoordelijk zijn dat de Ethiopiërs van een trotse natie veranderd zijn in een bedelend volk en iedere blanke associëren met Sinterklaas. 

 

Omdat het nog vroeg is als we in Gonder aankomen besluiten we hier niet te blijven, maar door te rijden naar Bahar Dar, een stadje aan Lake Tana. De weg naar Bahar Dar is een supergladde asfalt weg, en ondanks, dat de gemiddelde snelheid hier een stuk hoger ligt dan op de slechte gravelwegen is het straatbeeld niet veel anders. Nog steeds lopen, fietsen en liggen er gewoon mensen langs en op de weg en denken kuddes koeien, schapen en geiten nog steeds dat ze heer en meester over de weg zijn. Voor ons dus extra uitkijken geblazen, want nu de snelheid hoger ligt is de kans op een aanrijding groter.


Nederlandse kaas

Nadat we die middag definitief afscheid hebben genomen van Haimanot, zijn nieuwe familie en Kassahun, onze tolk, besluiten we om Bahar Dar te verlaten. In plaats van kloosters en watervallen hebben we een onvergetelijke ervaring gehad, maar voor ons is het tijd om te gaan. Vooral emotioneel waren het intensieve dagen en we hebben zin in rust. We besluiten om alvast een klein stukje richting Lalibela te rijden en onderweg in een klein dorpje te overnachten. Voordat we Bahar Dar echter verlaten, brengen we eerst nog een bezoekje aan een echte Nederlandse kaasmakerij. In het hotel, die ochtend hadden we Cees en Maria Heijboer ontmoet. Een ouder echtpaar, dat als vrijwilligers een vervallen kaasmakerij'tje weer nieuw leven in blazen zodat lokale boeren er een goede boterham mee kunnen verdienen. Het is een prachtig initiatief, dat we graag willen bezoeken. Bovendien, bij de gedachte aan weer eens een echte boterham met Nederlandse kaas loopt het water ons al in de mond. Na de rondleiding kopen we een hele kaas, van maar liefst 3,6kg. Die avond in het hotel, bekijken we een DVD op de laptop en snacken we heel veel kaas.


 

Slechte wegen en Faranji prijzen

Onze volgende bestemming na Bahar Dar is Lalibela. In Lalibela bevinden zich de beroemde rotskerken, volgens velen de belangrijkste attractie van heel Ethiopie. De weg er naar toe is slecht, en het wordt een hele lange reisdag. Pas tegen de avond komen we vermoeid aan. Gelukkig heeft het hotel een goed restaurant en dus laten we ons de rest van de avond maar bedienen, overnachten doen we in onze eigen tent op de parkeerplaats. De plek is een beetje rumoerig, maar we slapen prima. Zoals we al eerder vertelden, wordt er in Ethiopie erg veel gebedeld, maar in onze ervaring is het in Lalibela veruit het ergst. We kunnen nog geen voet buiten het hotel zetten of er is wel iemand die ons aanklampt. Naast de gebruikelijke bedes om geld, snoep of pennen, worden we in Lalibela ook veel benaderd door tieners die een sponsor zoeken. Overal in Lalibela zie je borden van Plan Nederland en waarschijnlijk is men hierdoor op het idee gekomen. Wanneer we dan ook door Lalibela lopen komt er regelmatig een tiener naar ons toe, die eerst heel vriendelijk een praatje begint, vertelt, dat hij naar school gaat, waarvoor hij leert en hoe goed het gaat en dan standaard aan het einde van het verhaaltje wordt ons dan doodleuk om boeken of schoolgeld vraagt. Zoals gezegd, zijn we het bedelen langzaam wel een beetje gewend, maar de agressieve wijze waarop het in Lalibela wordt gedaan is erg onplezierig. In Lalibela ben je als blanke echt niet meer een persoon, maar meer een pot met geld. Het meest krankzinnige maken we mee als we die ochtend brood willen kopen. Bij een kiosk, kopen we twee broden. Zoals gebruikelijk wordt er eerst 1 Birr per broodje gevraagd, maar inmiddels kennen we de prijzen en dus betalen we uiteindelijk de gebruikelijke 0,5 Birr. Even later echter, wanneer we nogmaals bij dezelfde kiosk weer een paar broden willen kopen wordt ons opnieuw 1 Birr gevraagd. Opnieuw melden we, dat de prijs slechts een halve Birr moet zijn, maar dan wordt de man boos. Volgens de man zijn we Faranji (buitenlanders) en moeten we doodleuk faranji-prijzen betalen. Natuurlijk weten we, dat we regelmatig faranji-prijzen betalen, maar de onbeschofte wijze waarop de man ons behandelt, slaat echt alles. Zelfs de omstanders gaat het te ver en sommigen bieden ons hun verontschuldigingen aan. De man echter houdt voet bij stuk. Sterker nog, zelfs zijn buurman krijgt hij zover, dat ook deze ons geen brood en bananen meer tegen de normale prijs wil verkopen en ook de lokale jongens die ons willen helpen door de goederen zogenaamd voor zichzelf te halen vangen bot. De man is niet te vermurwen en zelfs dreigen met de politie maakt geen indruk. Wat de man echter niet weet, is dat het ons met hulp van wat kinderen uiteindelijk toch lukt om tegen normale prijzen onze boodschappen te bemachtigen. Het lijkt alsof in Lalibela mensen alleen maar uit zijn op het geld van de buitenlanders en een bezoekje aan de kerken bevestigt dit gevoel nog meer. Wanneer we namelijk bij de ingang aankomen moeten we doodleuk 200 Birr per persoon entree betalen. Voor Ethiopische begrippen is dit krankzinnig duur. Omgerekend komt de entree bijna neer op 50 US Dollar voor twee personen. Natuurlijk sputteren we nog een beetje tegen en proberen we nog een korting te bietsen, maar de prijs blijft staan. De prijs is de officiële toegangsprijs en we komen er niet onderuit. Omdat we anders de hele rit voor niets zouden hebben gemaakt, besluiten we de kerken toch maar te gaan bekijken en dus tellen we de 400 Birr neer en gaan we naar binnen. Al snel echter hebben we spijt; de kerken zijn niets bijzonders. Binnenin zijn het oninteressante donkere ruimten waar we worden opgegeten door de vlooien en van buiten zijn de kerken van elke schoonheid ontdaan nadat ze overkoepeld zijn met daken om ze te beschermen tegen weer en wind. Misschien komt het door de hoge verwachtingen of door de dure entree, of misschien wel door de grimmige sfeer naar buitenlanders, voor ons is Lalibela een grote teleurstelling. Met uitzondering van de ene kerk, die niet in de steigers staat, vinden we er niet veel aan. Omdat we redelijk snel uitgekeken zijn en Lalibela niet de moeite vinden om nog langer te blijven pakken we snel de tent in en rijden we verder.


 

Niet iedereen is ondankbaar

Voordat we Lalibela echter verlaten worden we eerst voor de zoveelste keer weer aangesproken door een aantal jongens. Een beetje op onze hoede reageren we koeltjes, maar tot onze verbazing willen de jongens niets. Van andere kinderen hadden ze gehoord, dat we Nederlanders zijn en ze hopen, dat we een pakketje voor ze mee kunnen nemen naar Nederland. Wanneer we de details vragen, blijkt een van de jongens gesponsord te worden door een Nederlands gezin. Als dank voor alle steun heeft hij een pakketje met cadeautjes voor ze gemaakt en om de porto uit te sparen hoopt hij Nederlanders te vinden die het pakketje voor hem mee kunnen nemen. Blij verrast door het feit, dat er ook nog fatsoenlijke mensen in Lalibela zitten, nemen we het pakketje aan. We hebben inmiddels een afspraak gemaakt met Rene en Margriet en we hopen, dat zij het mee willen nemen naar Nederland. De jongens zijn erg dankbaar en terwijl wij het pakketje opbergen rent een van hun eventjes weg. Als hij terug komt krijgen we van hem ieders een ketting met een leren kruisje eraan. Als dankjewel zegt hij! We zijn helemaal verbouwereerd. Zo kan het dus ook.


 

Opnieuw schokdemperleed

Rond de middag verlaten we Lalibela en zetten we koers richting Addis. Zoals verwacht is de weg opnieuw slecht en vorderen we langzaam, erg langzaam. De weg is niet alleen een slechte gravelweg, maar omdat ze aan de weg bouwen is hij op veel plaatsen ook nog kapot gegraven. Flinke kuilen zijn het gevolg en om de auto een beetje te sparen, rijden we letterlijk stapvoets, totdat....... Markus opeens stopt. Volgens hem rijdt de auto anders dan anders. Wanneer hij uitstapt zien we al snel waarom. Aan een kant is de nieuwe schokdemper losgegaan. Hij is gelukkig niet kapot, maar het schroefdraad is losgedraaid. Een probleem, dat we in Marokko al eerder hebben gehad. Terwijl Markus de demper repareert vormt er zich weer een hele groep mensen om de auto. Zelfs wanneer je onder de auto ligt te sleutelen bedelen ze gewoon verder: "you, you, you, give me money, give me pen...... bonbon". Ze weten van geen ophouden. We besluiten ze maar gewoon te negeren. Als Markus klaar is rijden we verder, maar alhoewel we nog voorzichtiger rijden dan voorheen, is het slechts een kwestie van minuten of de demper is al weer los. We beseffen ons, dat dit niet gaat werken en we besluiten hem er maar helemaal af te halen. Gelukkig hebben we achter dubbele dempers en dus rijden we met nog 1 demper in takt rustig verder. Opnieuw zijn het de nieuwe dempers die Markus van zijn collega's heeft gehad, die ons erdoor heen slepen. Ook zonder steun van de andere demper houden ze zich prima en heelhuids bereiken we 's avonds de bewoonde wereld.


 

Een lasser midden in de rimboe

Omdat de weg van Lalibela veel slechter is dan verwacht en we bovendien extra rustig moeten rijden in verband met onze schokdempers, lukt het ons niet meer om voor het donker een slaapplek te vinden. Op de hele route komen we geen enkel dorpje tegen, dat een hotel heeft waar we misschien zouden kunnen kamperen en wildkamperen is ook niet ideaal hier. Er is nergens een verlaten plekje en dus zullen we zo gauw als we de auto ergens parkeren direct weer omringd zijn door mensen en daar hebben we even geen zin in. En dus rest ons slechts de andere optie; doorrijden tot Weldiya. Op de GPS tracken we de route en we zien, dat als de kwaliteit van de weg zo blijft we nog wel een paar uur moeten rijden. We berusten in ons lot, toveren de kaas uit de koelkast en rijdend al snackend rustig verder. In de reisgidsen lezen we, dat vooral het laatste stukje naar Weldiya prachtig moet zijn. De weg loopt hier vanaf een hoogvlakte door de bergen het dal in en de uitzichten moeten adembenemend zijn. Helaas gaat het ons allemaal voorbij. Enkel de lichten van andere auto's in de verte en de scherpe haarspeldbochten geven ons een idee van de bergen waarin we rijden. Toch genieten we van de rit. In het donker lijkt de weg ineens minder slecht en de afstanden korter. Terwijl de uren verstrijken bespreken we wat te doen met de dempers. In principe is de demper nog hartstikke goed en we besluiten dan ook te proberen de demper ergens te laten lassen. En opnieuw, zoals wel vaker deze reis, is hulp nabij. Midden in de nacht, na uren rijden en nog voordat we de bewoonde wereld bereiken, zien we ineens blauwe lichtflitsen. Wanneer we dichterbij komen zien we, dat de lichten afkomstig zijn van een werkplaats waar ze geloof het of niet, aan het lassen zijn. We kijken elkaar en besluiten een gokje te wagen. We melden ons bij een drietal bewapende mannen en met handen en voeten leggen we uit wat ons probleem is. De mannen begrijpen ons niet helemaal, maar ze zijn bereid ons het terrein op te laten. De auto echter, mag niet mee, deze moet buiten de poort blijven staan. Eventjes aarzelen we, maar de mannen zijn vriendelijk en dus sluiten we de auto af en gewapend met zaklamp en schokdemper volgen we de mannen een donker terrein op. In de verte zien we de lichtflitsen die we al eerder zagen en inderdaad ze zijn er aan het lassen. Ondanks, dat het al behoorlijk laat is, is het er een drukte van belang. Het terrein staat vol met grote machines en overal wordt gewerkt. Het terrein blijkt de uitvalsbasis te zijn van de Chinezen die hier in Ethiopie verantwoordelijk zijn voor de aanleg van een asfaltweg tussen Lalibela en Weldiya. De werkplaats is een bijzondere plaats, niet alleen de leidinggevenden, ook alle machines en alle materialen zijn Chinees; werkeijk alles is afkomstig uit China. Het is net alsof men een stukje China naar Ethiopie heeft verplaatst. De leidinggevende, die ons te woord staat is een vriendelijke man die goed Engels spreekt. Wanneer we uitleggen waarvoor we komen, snapt hij direct ons probleem en is bereid ons te helpen. Direct wordt de lasser opgetrommeld en na wat instructies wordt onze demper vakkundig en kosteloos gerepareerd. De man vond het een eer om ons te helpen, zo zegt hij, en als we afscheid nemen geeft hij ons als tip nog de naam van een goed hotel waar we vast wel kunnen overnachten. Wie had dat gedacht, nog dezelfde dag is ons hele schokdemperprobleem weer opgelost en bij hotel, mogen we zelfs gratis overnachten!

Terug in de bewoonde wereld

Vanaf Weldiya is het al met al nog twee nachten en bijna drie dagen hobbelen tot aan Addis Ababa. Lezen we in de diverse boeken, dat de weg redelijk moet zijn, ook op deze route is men met de weg bezig. Overal is de weg opengebroken en de kuilen en hobbels zijn enorm. Zelfs het laatste stukje, waar de weg geasfalteerd is, is niet echt fantastisch. Het asfalt is zo kapot gereden, dat we ook hier niet echt kunnen opschieten. Toch hebben we geen problemen meer. De gelaste demper houdt zich uitstekend en zonder oponthoud bereiken we Addis. Eindelijk de bewoonde wereld! Helaas komt met het comfort van de bewoonde wereld ook direct de belemmering van regeltjes en dus zijn we amper Addis binnen of worden we al aangehouden door een politieman. Volgens hem stonden we verkeerd voorgesorteerd en hebben we bovendien zijn aanwijzingen genegeerd. Dat wordt dus een bekeuring en hij begint al te schrijven. Niet dus, we lullen als brugman en na veel vijven en zessen weten we de man te overtuigen, dat wij hem echt niet met opzet over het hoofd hebben gezien. Nog een beetje aarzelend stopt hij zijn boekje weer in de zak en laat hij ons gaan. Zo, dat scheelde 800 Birr; we rijden snel door naar het hotel. Bij het Baro Hotel, waar we op de parkeerplaats mogen kamperen, ontmoeten we Jaye en Andrew en Laura en Vegter weer. De laatste keer, dat we elkaar zagen was in Bahar Dar en dus hebben we heel wat bij te kletsen. Klaas missen we op een haar, die is al op weg naar Awassa.


 

Ontmoeting met Margriet en Rene

Anderhalf week geleden, toen we zelf nog maar net in Ethiopie waren ontvingen we via email een berichtje van Rene en Margriet, helemaal uit.....ja drie keer raden, Ethiopie. Natuurlijk hebben we direct terug gereageerd, want we zouden het maar wat leuk vinden om ze tijdens hun verblijf nog ergens te ontmoeten. Gelukkig na wat mailtjes over en weer, bleken dat nog haalbaar ook en dus staan we anderhalf week later een beetje onwennig in de lobby van het Hilton. Na weken bivakkeren en zuinig leven voelen we ons een beetje misplaatst tussen alle weelde en luxe van het Hilton. Gelukkig zien we al snel Rene en Margriet aankomen en het wordt een gezellig weerzien. Na zoveel weken reizen is het voor ons fijn om weer eens bij mensen te zijn die we kennen. Het voelt heerlijk vertrouwd en de tijd vliegt. Voor het eerst sinds een hele lange tijd, voelen we ons eventjes geen reizigers. Vooral niet tijdens de lunch. Samen met Margriet en Rene nuttigen we de lunch in het Hilton en voor ons is het een ervaring die we niet snel zullen vergeten. Het buffet is voor ons carrousel van allerlei producten die we al heel lang niet meer hebben geproefd. Er is een grote verscheidenheid aan gerechten en bij alles loopt ons het water in de mond; vooral bij de toetjes. Producten als chocolade, slagroom, pudding en andere zoetigheden hebben we al zo lang niet meer gehad, dat we niet weten waar we moeten beginnen. Uiteindelijk nemen we van alles wat en scheppen we wel vier keer op. We eten zoveel, dat we er gewoon pijn in onze buik van hebben. Als klap op de vuurpijl krijgen we van Rene en Margriet ook nog twee Adra T-shirts en een hele boodschappen tas vol met lekkernijen van thuis. 't Is voor ons net een kerstpakket.

 


Bij ADRA in Addis

Na de overdadige maaltijd in het Hilton gaan we met Rene en Margriet mee naar het kantoor van ADRA. Margriet heeft er nog een paar afspraken en het lijkt ons ook wel leuk om even te kijken waar ze zitten. Het ADRA kantoor zit bij het gebouw van de kerk en we worden er vriendelijk ontvangen. We ontmoeten de mensen van Adra, worden uitgenodigd in het kantoor van de president van de Ethiopische Unie en mogen een kijkje nemen in de opname studio's van AWR (Adventist World Radio). Tussendoor, terwijl Margriet aan het werk is, gaat Rene nog eventjes met ons mee naar de douane, waar we een uitreisstempel voor ons Carnet moeten halen. Voor ons een van de inmiddels gebruikelijke "overlandersklusjes", maar deze keer toch wel speciaal. We vinden het leuk, dat Rene mee is. Hoeveel we ook schrijven op het internet, nooit kun je iemand echt uitleggen, wat je allemaal doet overdag en daarom is het des te leuker om dat nu gewoon eens te "delen" met mensen van thuis. Net als de ochtend vliegt ook de middag voorbij en begint de avond te vallen. Margriet en Rene hebben zelfs nog maar een paar uur meer en dan worden ze al opgehaald en naar het vliegveld gebracht. Tot die tijd nodigt Dominic ons uit, zolang bij hem thuis te zitten. Dominic, is financieel directeur van Adra in Ethiopië en woont tijdelijk op het terrein van de kerk. Omdat hij midden in een verhuizing zit is de woning al bijna leeg, maar er staat nog steeds een heerlijke comfortabele bank en hij heeft draadloos internet; voor ons opnieuw westerse weelde die we lange tijd hebben moeten ontberen. We maken het ons dan ook gemakkelijk en genieten van de gezelligheid en voor we het goed en wel door hebben is het al bijna negen uur en worden Rene en Margriet opgehaald. Het is een rare gewaarwording ze uit te zwaaien terwijl wij gewoon achterblijven in Addis. We nemen afscheid en wie weet ..... komt er nog een vervolg. Terwijl Rene en Margriet de nacht verbrengen in het vliegtuig op weg naar Nederland slapen wij prinsheerlijk in een echt bed. Dominic nodigt ons namelijk uit bij hem te blijven slapen en dat aanbod nemen we dankbaar af. Al de hele middag valt de regen met bakken uit de hemel en we zijn dan ook erg blij, dat we de komende nacht niet hoeven te kamperen. Als we de volgende ochtend wakker worden is de lucht opgeklaard. Terwijl Dominic nog wat spullen verhuisd naar zijn nieuwe woning, maken wij van de gelegenheid gebruik om het verslag van Soedan te uploaden en een heerlijke warme douche te nemen. We zullen ons het afgelopen etmaal nog lang herinneren. Nadat Dominic ons nog verwent met een lekker ontbijtje nemen we afscheid. Niet alleen van Dominic, maar ook van Addis. Alhoewel we korter zijn gebleven dan gepland hebben we de stad wel een beetje gezien. We gaan snel naar Awassa. Daar hebben we de coördinaten van een echte camping en na vele nachten bushcampen en bivakkeren op de parkeerplaatsen van hotels kijken we echt uit naar een paar dagen uitrusten op een echte camping.

Verjaardagsfeestje en nog meer schokdemperleed

De camping in Awassa is inderdaad een zee van rust. We hebben een klein grasveldje om te staan, er is goed en schoon sanitair, een keuken en zelfs een heerlijke veranda om lekker te zitten. Bovendien is Jana, onze gastvrouw een fantastische kok. Kortom een plek om even bij te komen van alle lange reisdagen. Alhoewel bijkomen...... Markus moet nog even flink aan de bank als hij opnieuw een defect aan onze schokdempers ontdekt. Deze keer is het een van onze voorste schokdempers. De demper is helemaal nat van de olie en doet niet veel meer. Gelukkig weet de man van Jana een adresje en nog dezelfde dag hebben we nieuwe schokdempers. Helaas niet de heavy duty dempers die er onder zitten, maar gelukkig wel originele en dat is altijd beter dan kapotte. Voor Markus begint dan een lange dag sleutelen. De dempers voor zitten in de spiraalveren en al met al wordt het nog een hele klus, maar hij slaagt met vlag en wimpel. Tegen de tijd, dat we terug komen in Nederland is Markus en volleerd monteur en dat terwijl hij voorheen nog nooit aan auto's heeft gesleuteld. Omdat we de komende weken zwaar terrein voor de boeg hebben laat Markus voor de zekerheid ook de andere achterdemper nog even lassen en dan is de auto helemaal klaar voor de barre tocht door de Omo-vallei. Op de camping zijn we intussen weer "compleet", want naast Laura en Vegter komen een dagje later ook Jaye en Andrew binnen rijden. Wie had dat gedacht, dat we vanaf Egypte elkaar zo vaak zouden tegen komen. Met Laura en Vegter spreken we af, dat we vanaf Awassa echt samen zullen reizen. In Nederland hadden we al de afspraak staan om indien mogelijk samen de Omo-vallei te doen en het is tof, dat het qua timing ook nog echt gaat lukken. Voordat we vertrekken vieren eerst nog de verjaardag van Laura. Stiekem versieren we de veranda met ballonnen en we verrassen haar met een echt verjaardagsontbijt met chocoladetaart en al valt die dag de regen met bakken uit de hemel, het is een gezellige boel. We maken popcorn en spelen spelletjes en als klap op de vuurpijl schuiven we 's avonds bij Jana aan tafel aan voor een heerlijk diner.


 

Arba Minch en Nechisar NP

Na 4 heerlijke dagen nemen we afscheid van Jana en rijden we samen met Laura en Vegter naar Arba Minch. Tot aan Nairobi zullen we nu samen reizen en we verheugen ons op de uitdaging die voor ons ligt. Het is ons plan om via de Omo-vallei, het afgelegen Zuid-Westen van Ethiopië, dat bekend staat als leefgebied van de diverse stammen naar Kenia te rijden. Of het zal lukken, zal afhangen van het weer. Wanneer het veel regent, kan de weg erg modderig worden waardoor we zomaar dagen zouden kunnen vastzitten. Wanneer we in Arba Minch aankomen bellen we dan ook eerst Klaas met onze satelliettelefoon. Klaas is eerder vertrokken en we zijn nieuwsgierig naar de omstandigheden. Wanneer we hem bereiken is hij super enthousiast. De omgeving is prachtig en de weg valt mee. Klaas heeft wel modder en riviertjes gehad, maar niets verontrustend! Dat is goed nieuws, nu gaan we het zeker proberen en we hebben er veel zin in. Wel krijgen we de tip om voor circa 1200 kilometer brandstof en voor minimaal 4 dagen proviand mee te nemen want na Jinka is er niet veel. Voordat we vertrekken, maken we echter eerst nog even een uitstapje naar het Nechisar NP. Dit park, dat beheert wordt door het door een Nederlander opgerichte African Parks, schijnt een van de mooiste van Ethiopië te zijn en dus kopen we een kaartje voor 24 uur. Het park echter valt ons tegen. Niet vanwege de omgeving, want die is echt prachtig, maar wel vanwege de wegen. De weg is vreselijk en volgens Andrew, die jarenlang chauffeur geweest is op een overlandtruck, de slechtste weg die hij ooit heeft gereden. De track zit vol met enorme gaten en grote keien en daarbovenop is de route zo af en toe ook nog eens steil en modderig. De weg is letterlijk een aanslag op de auto en de laatste steile helling is voor de Landrover zelfs iets te veel van het goede. De helling is de steilste die we ooit hebben gezien en de ondergrond bestaat uit allemaal gaten en losse stenen. Op zich net te doen, maar omdat we helemaal afgeladen zijn met water, brandstof en boodschappen hangen we zo in de kont, dat de wielen op een gegeven moment alleen nog maar slippen. Met geen mogelijkheid komen we nog omhoog we glijden gewoon opzij en op een gegeven moment hangt de auto gevaarlijk scheef. Met de schrik in de benen rijden we heel langzaam achteruit weer terug en wanneer we weer met vier willen op de track staan besluiten we, dat het ons niet waard is om het nog een keer te proberen. Hadden het we de eerste keer direct in de difflock geprobeerd, dan zou de auto beslist beter te besturen zijn geweest, maar inmiddels zit de schrik er zo in, dat we besluiten de plains te laten voor wat ze zijn en zoeken we een bushcamp plekje onderaan de helling. We zullen de komende maanden nog zoveel mooi parken zien, dat we er niet echt rouwig om zijn. Bovendien de bushcamp die we vinden maakt een hoop goed. De hele avond en nacht horen we het gegrom van nijlpaarden. Wanneer het donker wordt en het geluid zelfs dichterbij komt eten we voor de veiligheid maar op het dak van de auto en net terwijl daar zitten te genieten van ons diner komt er vrolijk zingend een hele stoet lokale mensen voorbij.


 

Stortbuien en een poging tot oplichting

Vanaf Arba Minch vervolgen we onze route naar de Omo. De weg is redelijk en loopt door een mooi bergachtig landschap. Onderweg zien we heel langzaam het straatbeeld veranderen. Naarmate de weg meer verlaten wordt zien we steeds minder mensen in westerse kleding. Daarentegen zien we steeds meer mannen en vrouwen in traditionele kleding. In dit gedeelte van Ethiopie leven heel veel verschillende stammen en allemaal hebben ze hun eigen traditie wat betreft haardracht, kleding en sierraden. De kleding is veelal gemaakt van dierenhuiden en sierraden maken het plaatje af tot een kleurrijk geheel. Wat ons verbaasd is de hoeveelheid kleding die ze dragen. De kleding is niet erg verhullend, vaak niet meer dan een geitenvelletje en wat kralen en dat terwijl het best behoorlijk frisjes is, zelf zouden we onze warme trui en warme schoenen met sokken voor geen goud willen missen.  Al met al kijken we onze ogen uit en fotograferen we er heel wat op los, al moeten we hier wel een beetje mee uitkijken. De stammen weten namelijk heel goed, dat ze fotogeniek zijn en als ze merken, dat we een foto maken beginnen ze gelijk te gillen om geld. Waar ze ons trouwens ook van het geld proberen af te zetten is langs de weg ongeveer 10 kilometer voor Weyto. Zomaar in het niets staat hier een controlepost, de weg wordt versperd door een slagboom en mannen in een officieel politie-uniform houden er de wacht. Wanneer we stoppen wordt ons in het begin niet direct duidelijk wat ze willen, want ze spreken totaal geen Engels, maar wanneer we hun onze neppaspoorten laten zien, knikken ze tevreden. Even denken we dan ook, dat het probleem opgelost is, maar de slagboom blijft gesloten. Wanneer we vragen wat er aan de hand is, ontstaat er een moeizame discussie waar we niet veel van begrijpen, maar met hulp van een Engels sprekende omstander wordt ons als gauw duidelijk, dat ze geld willen. Maar liefst 400 Birr per auto en anders laten ze ons niet door. Natuurlijk beginnen we met alle geweld te sputteren, dit ruikt behoorlijk naar oplichting en wanneer ze bij een beetje tegengas de prijs ook nog eens gauw verlagen naar 300 Birr weten we het zeken. Ze proberen ons gewoon ordinair op te lichten en we hebben totaal geen zin om daar aan mee te werken, maar wat we ook proberen ze zijn niet te vermurwen; de slagboom blijft dicht. Pas na meerdere dreigementen om via de satelliettelefoon de ambassade te bellen en nog wat hulp van wat andere omstanders kiezen de beambten eieren voor hun geld. Opeens verandert hun verhaal en blijken ze alleen ons originele paspoort met visum te willen zien. En zo gauw als ze die hebben bekeken gaat de slagboom open en mogen we verder. Wat een stel oplichters! Gelukkig hebben we niet betaald en vol trots over onze overwinning rijden we door tot Key Afar, waar we uiteindelijk de nacht zullen doorbrengen. Eigenlijk was ons einddoel voor die dag Jinka, maar net voor Key Afar breekt een ongelofelijke stortbui los die de weg al snel verandert in een glibberige modderpoel. Omdat de dag bovendien al bijna ten einde is en we geen zin hebben in slibpartijen besluiten we te stoppen en nemen we onze intrek in een hotelletje. Alhoewel hotelletje......, de accommodatie dat zichzelf hotel noemt, is niet veel meer dan een bar met een paar tafels. Er zijn niet eens kamers te huur, de wc is een rieten hutje achterin de tuin naast de geiten en een douche kennen ze niet eens. Gelukkig hebben wij onze eigen faciliteiten en ze vinden het prima, dat we voor de deur kamperen. Omdat het werkelijk de gehele avond blijft stortregenen verschansen we ons in de bar waar we de tijd doden met klaverjassen. Slapen doen we die nacht in de auto en dat is achteraf een goede keuze geweest. De hele nacht blijft het gieten en als we de volgende ochtend wakker worden is het veldje verandert in een zwembad, werkelijk alles is doorweekt, zelfs de geiten. Als we naar de wc gaan zien we ze zielig staan rillen van de kou, allemaal op eentje na dan, deze pechvogel hangt inmiddels aan zijn achterpootjes en zonder jasje aan een balk.

Jinka

Na een natte nacht in Key Afar rijden we in een ruk door naar Jinka, waar we net op tijd zijn voor de markt. Jinka, heeft net als de meeste dorpjes in de Omo-vallei een weekmarkt waar iedereen uit de omringende dorpen naar toe gaat en werkelijk alles verhandelt wordt. Voor ons dus een geweldige gelegenheid om foto's te schieten. De markt is een bonte verzameling van mensen in gewone kledij, maar ook van mensen van verschillende traditionele stammen met allemaal hun eigen specifieke kenmerken. Op de markt in Jinka zie we bijvoorbeeld de Banna mensen met hun rode doeken, de Hamer mensen gehuld in dierenvellen versierd met kleurrijke kralen en we zien zelfs een paar Mursi, die bekend staan om het dragen van schoteltjes in de lippen.


 

Een zondagmiddagritje

Van Jinka moeten we eerst een klein stukje terug richting Key Afar en vandaar buigen we af naar het zuiden naar Turmi, de "hoofdstad van de Hamer mensen". De rit van Key Afar naar Turmi wordt uiteindelijk de meest uitdagende rit van onze reis tot zover. De route is een echte off-road piste met gaten, rivierbeddingen en zo af en toe een flinke modderpoel. Een ware droompiste voor fanatieke terreinrijders. Vooral de laatste modderpoel is een behoorlijke uitdaging. Over de gehele breedte van de track is het een brei van diepe zwarte modder. Vegter rijdt voorop en is dus de eerste die de modder in duikt. Gecontroleerd stuurt hij af op het midden, waar de sporen het minst diep zijn, maar dan opeens zoekt zijn auto toch de weg van de minste weerstand en glijdt hij de diepere sporen in. De banden

zakken diep weg in de smurrie en bijna zit hij vast. Vol gas en omringd door een grote rookwolk bereikt hij maar net de overkant. En dan is het onze beurt. Met een veel zwaardere auto en iets lichtere motor zal het een hele uitdaging worden de modderpoel te bedwingen. Gelukkig staat Vegter al op het droge en met de zekerheid van hulp binnen handbereik geeft Markus een straal gas en duiken we de modder in. Eventjes slippen de wielen en dreigen ook wij de diepe sporen in te glijden, maar dan ineens krijgen de banden grip, blijft de auto in het droogste spoor, en staan we in een oogwenk aan de overkant. De rit naar Turmi is spannend en terwijl we volop genieten beseffen we opeens, dat het zondag is en deze rit daarmee het meest uitzonderlijke zondagmiddagritje ooit. Terwijl we ons dit realiseren denken we even terug aan huis, en  bedenken we ons hoe totaal anders ons leven nu is dan een paar maanden geleden. Niet direct beter en zeker ook niet slechter; gewoon anders.


 

Turmi

Turmi is de hoofdstad van de Hamer mensen en alhoewel het dorp zelf niet veel voorstelt, de weekmarkt is echt een belevenis. Was de markt in Jinka nog een bonte verzameling van traditioneel en westers geklede mensen, op de markt in Turmi zien we alleen de Hamer mensen en slechts een handjevol toeristen. De Hamer kleden zich met dierenhuiden die kleurrijk versierd zijn met kralen. We kijken er onze ogen uit en schieten heel wat foto's. Van alles wat we in Ethiopie hebben gezien, vinden we dit toch wel het leukst. We struinen wat op de markt, kopen een paar souvenirs en de rest van de middag luieren we op de camping en spelen we een potje Kolonisten met Laura en Vegter. Ook gaan we die dag nog even naar een medische kliniek. Belinda heeft namelijk al een weekje last van diarree en omdat het er niet naar uit ziet, dat het vanzelf weer over gaat besluiten we toch even medisch advies te vragen. In de kliniek werken geen artsen, maar het verplegend personeel is goed opgeleid en spreekt uitstekend Engels. Wanneer we uitleggen wat het probleem is, worden we vriendelijk geholpen. Omdat de man aan de buitenkant natuurlijk ook niet kan zien wat er aan de hand is, adviseert hij ons een potje in leveren. Eventjes twijfelen we, voor westerse begrippen stelt het kliniekje namelijk niet veel voor, maar omdat we na Turmi dagenlang verstoken zullen zijn van wat voor voorzieningen dan ook besluiten we het toch te doen. Samen met Vegter, die het resultaat van zijn ingewanden ook niet helemaal vertrouwd, leveren we een potje in. Op de uitslag hoeven we niet lang te wachten. Terwijl we in de deuropening staan toe te kijken worden de monsters onder een microscoop gelegd en vijf minuten later is het resultaat bekend: Vegter is helemaal in orde  maar Belinda heeft toch iets van een bacterie opgelopen. Volgens de verpleegkundige is besmet eten of drinkwater de boosdoener. Omdat dit soort verschijnselen in Ethiopië natuurlijk de orde van de dag zijn, hebben ze er gelukkig een goed middeltje voor en een paar dagen later is alles weer in orde en voor de verandering worden we als faranji niet eens uitgebuit. We krijgen niet alleen een voorkeursbehandeling, maar als we willen afrekenen, betalen we voor twee laboratoriumonderzoeken en een paar tabletten slechts de werkelijke prijs van 14 Birr, omgerekend is dit slechts euro 1,20.

Zwemmende koeien

Onze laatste halte wordt Omorate, een klein dorpje niet ver van de grens met Kenia en niet veel meer dan een verplichte stop langs de immigratie voor ons uitreisstempel. Wanneer we ons melden is het net lunchtijd, maar gelukkig blijkt dat hier niet echt een probleem. De man wordt voor ons opgespoord en komt op z'n fietsje snel terug naar kantoor om onze paspoorten af te stempelen. Dat is nou typisch Afrika, de ene keer laten ze je uren wachten terwijl een andere keer de lunch gewoon onderbroken wordt en over het feit, dat we pas morgen het land uit gaan en dus nog illegaal een nachtje blijven doet niemand moeilijk. Sterker nog, de politie biedt ons zelfs een slaapplaats. Omdat er in Omorate niet veel mogelijkheden zijn runt de politie op het terrein een soort van camping waar overlanders gratis mogen overnachten. Faciliteiten zijn er niet en het toilet hebben we niet eens durven bekijken de stank alleen houdt ons al met respect op afstand, maar het is in ieder geval een plekje vrij van opdringerige Ethiopiërs. Het politiebureau ligt aan de oevers van de Omo-rivier en later die middag zijn we nog getuige van een prachtig schouwspel wanneer een groep mannen een hele kudde koeien de snel stromende rivier probeert over te laten steken. Met veel kabaal worden de koeien het water in gedreven waarna de mannen er achteraan springen en ze roepend en slaand met stokken proberen overhalen te halen naar de overkant te zwemmen. De koeien echter zijn niet voor een gat te vangen en keer op keer zijn ze de mannen te slim af en zwemmen ze regelrecht terug naar de wal. Na meerdere pogingen staat niet veel meer dan een handje vol koeien druipend aan de overkant.

 

En dan is het zover, na bijna vier weken komt er een einde aan ons avontuur door Ethiopië.  Als we opstaan pakken we snel onze auto in en rijden we richting de grens. De route die naar de grens loopt is slechts een karrenspoor en onopgemerkt rijden we van Ethiopië naar Kenia. 


 

Terugblik

Ethiopië is weer een land waar we opnieuw goede herinneringen aan hebben en waar we, door onze hulp aan Haimanot, nog lange tijd mee verbonden zullen zijn. Natuurlijk zijn er overal mensen die eeuwig en altijd iets van je willen, maar zelf hebben we dit niet echt als een belemmering ervaren. Gewaarschuwd door andere overlanders waren voorbereid op het ergste, maar in werkelijkheid is het ons enorm meegevallen. Wanneer je openstaat voor de mensen en ze vriendelijk benadert, verandert een bedelend gezeur meestal heel snel in een vriendelijk belangstellend gesprek. Ook van stenengooiers hebben we totaal geen last gehad. Slechts een enkele keer heeft iemand geprobeerd een steen te gooien, maar zo gauw als we stopten om de baliekluiver te waarschuwen ging hij er als een haas vandoor.