This page only has Dutch navigation. Press the English flag to return to the English part of this website

Tanzania & Zanzibar - 2007


27 augustus 2007 - 19 september 2007  

Route: Rusumo - Kahama - Mwanza - Serengeti NP - Ngorongoro NP - Arusha - Tanga - Dar Es Salaam - Zanzibar - Mikumi - Iringa - Mbeya - Songwe (border Malawi)



Toevallig vergeten

De grensovergang bij Rusumu verloopt soepeltjes maar langzaam. Aan de Rwandese kant zijn de formaliteiten in amper 10 minuten gepiept, maar aan de Tanzaniaanse kant hebben de beambten geen haast. We hoeven slechts langs drie kantoortjes en zijn de enige klanten, maar al met al houden ze ons behoorlijk lang bezig. De immigratie zit verlegen om een praatje, vervolgens heeft de douane pauze en als ze terug zijn blijkt de stempel waarmee ze ons carnet moeten stempel achter slot en grendel te zitten en de man met de sleutel spoorloos. Het enige, dat we kunnen doen is wat praatjes maken en wachten totdat de man eindelijk komt opdagen. Een gehaaide kerel, die ons ook nog eens 25 dollar afhandig probeert te maken. Voor het onze auto moeten we wat belastingen betalen en nadat we hem de Dollars overhandigen probeert de slimmerik ons te misleiden door tergend langzaam de bonnetjes te gaan schrijven in de hoop, dat we het wisselgeld vergeten. Helaas voor de douanier zijn we behoorlijk uitgeslapen en helpen we hem even herinneren. Pas na anderhalf uur is het hele riedeltje afgerond en gaat eindelijk de slagboom open.

 


Wat is het hier leeg

Rwanda is een piepklein landje met in verhouding veel inwoners, maar in Tanzania ligt de situatie anders. Het land is groot en redelijk dunbevolkt. Direct vanaf de grens is dit verschil dan ook duidelijk zichtbaar. We rijden zo uit de drukte de onbewoonde wereld in en ook het landschap is anders; het is een klap droger en minder bergachtig. Een ander groot verschil zijn de afstanden. Tanzania is groot en dat merken we direct; we moeten heel wat uurtjes rijden voordat we Mwanza, onze eerste bestemming, bereiken. Vanaf de grens lopen er twee routes naar Mwanza. Eentje is een piste langs het Victoriameer en de andere een nieuwe asfaltweg via Kahama. We kiezen voor het gemak deze keer en nemen het asfalt, maar mede door het oponthoud aan de grens halen we Mwanza bij lange na niet.

 


Net als in Ethiopie

Tegen de tijd, dat de duisternis invalt zijn we ongeveer halverwege, bij Kahama. Een nietszeggend dorpje, dat een favoriete tussenstop blijkt te zijn voor vrachtwagenchauffeurs. In het stadje hangt de troosteloze sfeer van de anonimiteit die dit soort plaatsen vaak kenmerkt. Wij overnachten er op de parkeerplaats van een motel, waar we weer eens geen warme douche hebben en ook privacy moeten we ontberen die avond. In Rwanda waren we een beetje verwend. Daar liet iedereen ons met rust, maar hier staan er vanaf het moment, dat we de motor uitzetten totdat we de daktent inkruipen voortdurend nieuwsgierige mensen om ons heen. Even voelen we ons terug in Ethiopie. Daar kampeerden we onder het toeziend oog van een hele schare toeschouwers vaak op dezelfde manier. De volgende morgen zijn we vroeg op en omdat de belangstelling niet minder is dan de voorgaande avond, gaan we er na een haastig ontbijtje snel vandoor. Tegen de middag bereiken we Mwanza.

 


Voor niets gaat de zon op

Mwanza is een drukke stad aan het Victoriameer. We kamperen er twee nachten op een veldje van de plaatselijke jachtclub en gaan ons te buiten aan de overheerlijke Indische gerechten van het luxe hotel, dat er naast staat. Verder doen we erg de gebruikelijke klusjes; geld halen, boodschappen doen en tanken. Tijdens onze speurtocht door de stad, valt ons nog een groot verschil op met Rwanda. In Rwanda was niemand uit op ons geld, maar hier, op zoek naar een aantal specifieke artikelen, vragen we een aantal keren de weg en zonder uitzondering willen ze allemaal geld voor bewezen diensten. We doen er niet aan mee. Als iemand iets voor ons doet willen we best betalen, maar is geen haar op ons hoofd die erover piekert om te betalen voor een antwoordt, dat vaak niet meer inhoudt dan een eenvoudig "ja" of "nee".

 


Dat is schrikken

Na twee nachtjes in Mwanza rijden we langs het Victoriameer naar de westelijke ingang van de Serengeti. Al bijna een maand bereiken we regelmatig de oevers van het Victoriameer. Vanaf Kisumu in Kenia zijn we er helemaal omheen gereden en we hebben het meer bezocht vanuit ieder land waaraan het grenst, maar vandaag zullen we het definitief achter ons laten. Vanuit Mwanza is het niet ver naar de Serengeti en tegen de middag bereiken we de ingang, waar ons een onaangename verrassing wacht. We wisten, dat de parken in Tanzania erg duur zijn, maar de prijs is weer eens gestegen en nog hoger dan we dachten. Voor het minimum van 24 uur moeten we maar liefst 140 Dollar betalen en wanneer we in het park willen overnachten komt daar nog eens 60 Dollar bij. Bovendien wanneer we het park via de meest gebruikelijke uitgang willen moeten we door het beschermde gebied rondom de Ngorongoro krater waarvoor we hetzelfde bedrag nogmaals moeten neertellen en dan mogen we de krater zelf nog niets eens in. Voor dat voorrecht moeten we nogmaals 200 Dollar betalen. We schrikken flink van deze prijzen en besluiten om eerst maar eens te gaan picknicken en rustig na te denken. Om de kosten van de Ngorongoro uit te sparen zouden we de Serengeti kunnen verlaten via Klein's gate in het noorden, maar dan moeten we veel kilometers door de Serengeti rijden en hebben we weinig of geen tijd voor een gamedrive. Omdat we dit best jammer vinden en bovendien niet zoveel zin hebben in bikkelen over de slechte stoffige pistes buiten het park, kiezen we voor de dure optie. We gaan door beide parken en blijven in ieder park bovendien een nachtje slapen zodat we er optimaal van kunnen genieten.  Alleen de krater zelf, die besluiten we wel over te slaan.

 


Belaagd

Na de lunch regelen we onze tickets en rijden we de Serengeti binnen. Wat dieren betreft zitten we net in de verkeerde tijd. De Serengeti in om deze tijd van het jaar droog en verdord en de grote kuddes grazers waar het park om bekend staat, zijn allemaal richting de Masai Mara in Kenia vertrokken. Vooral het westelijkedeel, waar we het park binnenkomen, is erg leeg en de weg slecht. Het kost ons al met al zo'n drie uur om dit gedeelte van het park te doorkruisen en slechts hier en daar zien we een paar gazellen, zebra's of gnoes. Wel zien we een heleboel Tseetsee-vliegen. Een soort grote paardenvlieg die lelijk kan steken en de slaapziekte kan overbrengen. Volgens zeggen wordt de vlieg aangetrokken door grote bewegende objecten en de kleur blauw en we ervaren, dat dit geen fabeltje is. Buiten de auto hebben we totaal geen last van ze, maar zo snel als we rijden hangen ze in zwermen in en om de auto. We worden er helemaal gek van en doen onmiddellijk de ramen dicht, maar door de verzengende hitte is het in de auto dan al snel niet meer uit te houden. Even staan voor het dilemma: muggen of frisse lucht, maar dan herinneren we ons de horretjes die we in Nederland hebben gemaakt. We halen ze snel te voorschijn en plakken ze snel voor de ramen. Tot nu toe waren ze maar een sta-in-de-weg, maar we zijn opeens heel blij, dat we ze bij ons hebben.


Wat kruipt er door het struikgewas

's Avonds slapen we in het park. We bekijken een paar campsites en zoeken uiteindelijk een plekje op de Dikdik campsite. De campsites stellen niet veel voor. We hebben voor het voorrecht hier te mogen overnachten maar liefst 60 US$ neergeteld en de enige faciliteit is een WC die niet veel meer is dan een gat in de grond met een hokje eromheen. Toch hebben we geen spijt van onze keuze. Het is een heerlijke zwoele avond en vanaf ons plekje aan de rand van de camping hebben we een prachtig uitzicht. We staan letterlijk tussen de springbokken en we zijn getuige van een hele mooie zonsondergang. Voor ons doen gaan we die avond zelfs behoorlijk laat naar bed, waar we vanuit de veiligheid van onze daktent nog een tijdje liggen te luisteren naar de geluiden uit het wild. Het besef, dat er zich buiten allerlei wilde dieren bevinden blijft een opwindende gedachte en maakt het kamperen zo'n park extra leuk. Althans zolang je 's nachts niet uit je tent hoeft. Natuurlijk stel je het zolang mogelijk uit, maar als je moet dan moet je. Met de zaklamp verkennen we eerst de omgeving voordat we uit de tent kruipen. Vanuit het hoge gras zien we gele lichtgevende ogen onze kant uit kijken. Vermoedelijk springbokjes, maar helemaal zeker zijn we niet. We zijn geen kenners en het zouden evengoed roofdieren kunnen zijn. Een kleine aarzeling bekruipt ons, maar weinig keus hebben we niet. We kruipen de tent uit en met onze oren gespitst lopen we naar de WC. Door de adrenaline zijn we gelijk klaarwakker en als we later weer veilig en wel in onze tent liggen, duurt het eventjes voordat we de slaap weer vatten.

 


Een gele zee

Op de camping zijn we niet alleen. Het is inmiddels hoogseizoen en de camping staat vol met safaritoeristen.  Het is er een drukte van belang en de volgende ochtend zijn we dan ook voor dag en dauw wakker als ze zich allemaal gereed maken voor een vroege gamedrive. De chauffeur van een van de auto's maakt een praatje met ons en biedt aan, dat we hem die ochtend wel mogen volgen. Een aanbod, dat we niet afslaan. De chauffeurs hebben namelijk allemaal een bakkie in de auto om elkaar te informeren waar de dieren zijn. Omdat zijn toeristen met de camera in de aanslag als startklaar in de auto zitten te wachten moeten we ons haasten. Supersnel pakken we de auto in en klokslag 7 uur rijden we de campsite af. Om op tijd bij de uitgang te zijn hebben we slechts drie uur, maar dat blijkt ruim voldoende. We zien best veel dieren die ochtend. We zien giraffes, nijlpaarden, buffels, een hyena met jongen, cheeta's en zelfs leeuwen. De roofdieren zien we alleen vanuit de verte en niet zo dichtbij als in de Masai Mara maar al met al mogen we niet klagen. Rond een uur of 10 nemen we afscheid van de toeristen en hun vriendelijke chauffeur en haasten we ons naar de uitgang. We hebben twee uur de tijd om er te komen, en die tijd blijken we ook wel nodig te hebben. De weg is een vreselijke wasbordpiste en we trillen bijna uiteen, maar de omgeving is erg mooi. We rijden dwars door de plains, enorme uitgestrekte vlaktes, die zo kenmerkend zijn voor dit deel van de Serengeti. Tot aan de horizon zien we het goudgele verdorde gras golven in de wind. In de natte periode, wanneer het gras groen is, worden de plains overspoeld door duizenden zebra's en gnoes. Dat moet werkelijk een prachtig gezicht zijn, maar zelfs nu in de droge tijd waarin de dieren allemaal zijn weggetrokken, is het nog steeds een fascinerende omgeving.

 


Een bijzondere wereld

Net op tijd melden we ons bij de poort waar we de Serengeti verlaten en de Ngorongoro Conservartion Area in rijden. De uitgang is hier tevens ingang en dus moeten we direct weer een flinke som geld betalen. Voor de krater zelf betalen we niet. Alhoewel het een hele unieke plek op de wereld is leven er geen dieren die we nog niet eerder hebben gezien. We besluiten hem dan ook niet te bezoeken; voor de 200 Dollar kunnen we verder naar het zuiden heel wat parken bezoeken. We betalen dus alleen voor het gebied rondom de krater. In tegenstelling tot de Serengeti, dat een Nationaal Park is waar geen mensen mogen wonen, is de Ngorongoro Conservartion Area geen park, maar zoals de naam al zegt, beschermd gebied. Flora en fauna wordt hier beschermd maar de lokale bevolking, veelal Masai, mag er ook wonen. Langs de weg zien we dan ook overal de Masai gekleed in hun traditionele kledij waarin helder rood en kobalt blauw overheersen. Ze hoeden hun kuddes vee of zitten in hun kralen, dit zijn kleine nederzettingen met een aantal ronde hutjes van riet en klei en wat dierenverblijven, afgeschermd door een omheining van doornentakken. De route tussen de Serengeti en de Ngorongoro is mooi en lijkt in veel opzichten op de route door het noorden van Kenia. Het landschap is prachtig, de mensen kleurrijk en de weg bijna even slecht. Grote gaten en rotsen worden afgewisseld door wasbordpiste. Pas na drie uur hobbelen bereiken we eindelijk de rand van de krater vanwaar we een  heel mooi uitzicht hebben.

 


Verboden te parkeren

Onze camping die avond ligt eveneens op de rand van de krater en is helaas erg druk en het sanitair niet al te fris. Wel hebben we deze keer douche en we krijgen hoogbezoek. De hele rit tussen de Serengeti en de Ngorongoro zien we nauwelijks dieren, maar als we de camping oprijden en een plekje zoeken zien we tot onze verbazing een enorme olifant met hele grote slagtanden. Dat is even wat anders dan schuchtere springbokjes. Vol ontzag zoeken we een plekje aan de andere kant van de camping. We parkeren de auto en net als we de boel willen uitpakken worden we aangesproken door de beheerder van de camping. De man sommeert ons van het gras af te gaan, want zo zegt hij, daar mogen we niet parkeren. Vriendelijk leggen we de man uit, dat we niet parkeren, maar kamperen en dat onze auto tevens tent is, maar veel oren heeft hij hier niet naar. Wat we ook zeggen, hij is onvermurwbaar. We mogen met de auto niet off-road zo zegt hij en dus alleen op de weg komen; een stoffig pad van rode aarde. Nou mooi niet dus. We komen de man enigszins tegemoet en verplaatsen de auto vanuit het midden naar de zijkant van het grasveld, maar op het pad gaan we niet staan. We betalen nota bene 60 Dollar voor het privilege hier te mogen kamperen en dus willen we op zijn minst gras. Als de man door heeft, dat we ons niet gewonnen geven, laat hij ons met rust. 

 


Een dorstige olifant

Dat geldt echter niet voor de olifant. De hele avond blijft hij rondom de camping opduiken; dan weer links en dan weer rechts en dan zelfs vlakbij de auto. De camping stroomt langzaam vol, maar de olifant raakt hier niet van onder de indruk. Langzaam maar zeker komt hij steeds dichterbij. Eerst staat hij zowat tegen het toiletgebouw aan en dan loopt hij tussen de auto's door naar een groot waterreservoir. Hij stopt zijn slurf er in en begint er gewoon uit te drinken. De olifant stoort zich werkelijk aan niets en niemand. Als het donker wordt en we hem niet meer kunnen zien voelen we ons dan ook niet helemaal op ons gemak. Al het eten van de toeristen ligt in een met gaas afgeschermd gebouwtje, wat ook gelijk de keuken is. Wij daarentegen hebben alles in de auto en koken open en bloot op de achterdeur en dat met een olifant op amper 20 meter afstand. Een olifant mag nog zo groot zijn, maar in het donker zie en hoor je hem niet. Als we op een gegeven moment dan ook geritsel in de struiken vlakbij de auto horen ruimen we de boel maar gauw op. Gelukkig komt net op dat moment een bewapende ranger ons begroeten. Deze keer is zijn aanwezigheid geen overbodige luxe en we vinden het een geruststellende gedachte, dat er in ieder geval iemand een oogje op de olifant houdt.

 


Ngorongoro in de mist

De camping op de rand van de krater ligt maar liefst op een hoogte van 2400 meter en zo gauw als de zon onder gaat wordt het dan ook behoorlijk koud. 's Nachts daalt de temperatuur naar zelfs maar een paar graden boven nul en als we de volgende ochtend opstaan is het guur. Er staat een stevige wind en het is erg mistig. We zitten letterlijk in de wolken en van de krater beneden ons is helemaal niets te zien. We besluiten maar snel op te pakken en hier weg te rijden; ontbijten doen we later wel bedenken we. Althans dat is ons plan, maar de koks zijn ons goed gezind. We merken vaker, dat lokalen de manier waarop wij reizen erg waarderen en soms leidt dit tot leuke ontmoetingen. Zo ook vandaag. Als Markus de vuilnis weggooit spreken ze hem aan en geven hem heet water voor thee en een hele stapel getoaste broodjes; we hoeven ze alleen nog maar te smeren. We nemen ze dankbaar aan en smullen van dit kant en klare ontbijtje, maar daarna gaan we er toch echt snel vandoor. In plaats van minder is de mist alleen maar dikker geworden. We doen de kachel aan beginnen langzaam aan de afdaling. Pas beneden bij de uitgang wordt het helder en warmer.

Wie had dat gedacht

Als we ons registreren op de camping in Arusha valt ons oog op twee bekende namen; Laura en Vegter hebben zich hier ruim een week geleden ook geregistreerd. Het valt ons op, dat er achter hun namen geen vertrekdatum is ingevuld. Omdat er in Arusha op zich niet zo heel veel te doen is gaan we er van uit, dat ze dit gewoon vergeten zijn en dat ze allang vertrokken zijn.  Onze verbazing is dan ook groot, als we een paar uur later een bekende blauwe Toyota door de poort zien binnenkomen. We hadden nooit verwacht dat we ze nog weer zouden inhalen. Ze zijn niet naar Rwanda geweest en zouden inmiddels een voorsprong van zo'n twee weken moeten hebben, maar door ziekte van Vegter en wat oponthoud zijn ze nog steeds in Arusha. We maken er een gezellige avond van en twee dagen later zijn wij zelfs de eersten die vertrekken.

 


In de wolken

Vanuit Arusha rijden we langzaam richting het oosten, naar de kust. In eerste instantie zijn we van plan te overnachten in de omgeving van Moshi van waaruit we een mooi uitzicht op de Kilimanjaro zouden moeten hebben. Helaas voor ons, heeft de berg zich verstopt achter een dik pak wolken. Niet alleen de besneeuwde top, maar de hele berg hangt in de wolken en meer dan de beboste voet van de berg kunnen we niet zien. Moshi zelf is een dood gat en met de Kilimanjaro in de wolken besluiten we daarom maar snel door te rijden. Ergens verheugen we ons ook wel weer een beetje op zon, zee en strand. Sinds Rwanda is het droog en best warm, maar daarvoor hebben we veel somber weer gehad en ook vandaag houdt de zon zich schuil. Het fijne van onze manier van reizen is, dat we geen vast plan hebben en kunnen doen en laten waar we zin in hebben. Zonder verplichtingen en met ons hele hebben en houden bij ons, kunnen we van het ene op het andere moment ons plan wijzigen en een andere kant uitgaan. Voor ons richting de kust worden de wolken lichter en nog wat verder aan de horizon is de lucht zelfs blauw. Daar willen we heen! Snel laten we onze geplande overnachting in Moshi en in Lushoto schieten en we rijden in een ruk door naar de kust. Als we er aankomen zien we nog net de zon in zee ondergaan.

 


Zon, zee en strand

Aan de kust is het volop zomer en de rest van de week blijven we in de buurt van het strand. De eerste drie nachten verblijven we bij Peponi Beach net onder Tanga en daarna drie nachten op een strandje ten zuiden van Dar Es Salaam. Vooral die laatste plek is erg mooi. In tegenstelling tot de stranden ten noorden van Dar Es Salaam, liggen de stranden ten zuiden van de hoofdstad niet bezaaid met zeewier. Het strand en de zee zijn schoon en het water warm. We kamperen bij een leuke logde en mogen van de manager zelfs met de auto op het strand staan. Een daalders plekje en iedere morgen als we opstaan duiken we zo uit het bed de Indische Oceaan in. De dagen vliegen voorbij en voor we het weten is de week om en is het zondag, de dag waarop onze boot naar Zanzibar vertrekt.

 


Geen auto

Een auto meenemen naar Zanzibar is lastig en bijna onbetaalbaar, dus moet de Landrover achter blijven. Voor een Dollar per dag mogen we hem op de camping laten staan; een goede veilige plek, maar toch voelt het een beetje raar. Werkelijk al ons spullen zitten erin en als we de auto afsluiten is het net alsof we de voordeur van ons huis dichttrekken. We controleren een extra keer of we de deuren goed hebben afgesloten en lopen naar de receptie waar ze een taxi voor ons bestellen. Een paar dagen zijn we overgeleverd aan het openbaar vervoer en wanneer de taxi bijna een kwartier te laat komt opdagen beseffen we ons hoe verwend we zijn. Met onze auto kunnen we gaan en staan waar we willen op de tijd die ons het beste uitkomt. We hoeven nooit te wachten en dat is toch wel een hele grote luxe. De stranden ten zuiden van Dar Es Salaam zijn van het centrum gescheiden door het water van de haven en om aan de andere kant te komen moeten we een pontje nemen. Iets wat we de laatste dagen regelmatig hebben gedaan, maar dan altijd met de auto. Vandaag zijn we voor het eerst te voet. Wanneer de taxi ons afzet horen we in de verte de hoorn van de ferry. Geen zin in wachten zetten we het op een lopen en net op het nippertje springen we aan boord.

 


Een oninteressante buit

Behalve een sticker van de provincie Groningen en een van onze takkenvangers is er verder nog helemaal niets van ons gestolen, maar vandaag op de boot, zijn we bijna het haasje. De boot is overvol en we staan schouder aan schouder. Ieder hebben we een rugzak met daarin de spullen voor de komende dagen en tussen het gedrang proberen twee mannen daar iets uit te ontvreemden. Gelukkig zonder succes, maar de snelheid verrast ons. Zonder, dat we het merken hebben ze van beide rugzakken een rits opengemaakt. Markus draagt geld en papieren altijd op het lichaam en al onze waardevolle spullen zitten achter slot en grendel in de auto, dus helaas voor de dieven was er niet veel te halen. Achter de opgemaakte ritsen troffen ze slechts vuile handdoeken, verwassen kleding en oude tandenborstels. Goederen waar ze blijkbaar geen belang bij hadden want ze nemen niets mee en de gelegenheid om het nogmaals te proberen krijgen ze niet. We worden vriendelijk gewaarschuwd door een man die van beroep politieman blijkt te zijn. Hij was door een van de andere passagiers getipt, dat men wilde proberen ons te bestelen en zijn tipgever had hem gevraagd ons te waarschuwen. We bedanken de man en realiseren ons, dat we met de auto toch veel veiliger reizen dan rugzakreizigers die altijd met al hun waardevolle spullen over straat moeten.

 









Een bekend plaatje

Vanaf het pontje is het slechts een klein stukje lopen naar de ferry naar Zanzibar. Een klein stukje waarin we worden we belaagd door mannen die ons allemaal een bootticket willen verkopen. De mannen zijn vastberaden en we moeten ons door een hele schare ticketverkopers heen worstelen voordat we eindelijk de ferry bereiken. Om kosten te sparen hebben we tickets gekocht de "flying horse". Anders dan de naam doet vermoeden, is dit de langzaamste, maar ook goedkoopste boot naar Zanzibar en wordt daarom volop gebruikt door de lokale mensen. Op de hele boot zit slechts een handjevol toeristen. Wat ook opvalt is de kledij van de mannen en vrouwen. Veel mannen dragen een klein hoedje en een enkeling zelfs een lange witte jurk en het merendeel van de vrouwen is in meer of mindere mate gesluierd. Een beeld, dat we sinds Soedan niet meer in deze mate hebben gezien en dat is niet de enige vergelijking met dit land. Ook de overtocht met de boot doet ons terugdenken aan Soedan. Qua drukte en stank komt het bij lange na niet in de buurt bij wat we hebben meegemaakt op de ferry tussen Egypte en Soedan, maar het beeld van mannen en vrouwen die over het hele schip op de grond liggen te slapen omringd door vuil en bagage roept toch een oude herinnering op. Het weer daarentegen is totaal anders. Was het water van Lake Nasser zo glad als een spiegel, de Indische Oceaan gaat flink tekeer. Vooral de eerste twee uur slingert de boot echt alle kanten op. Het is maar goed, dat we niet te veel hebben gegeten en we zijn heel blij als we na bijna 5 uur de oude koloniale gebouwen van Stone Town zien opdoemen. Voor ons ligt Zanzibar, het eiland dat in de 19e eeuw het middelpunt was van de handel in slaven en exotische kruiden en geboorteplaats van Freddy Mercury. Het voelt als een kleine mini-vakantie binnen onze hele grote vakantie. Vier nachten in een hotel met elke dag schone lakens, schone handdoeken, hete douche, tv,een wc op slechts een paar meter en elke dag uit eten.

 


Nog een stempeltje erbij

Een beetje gewaarschuwd door het verslag van Klaas, die moeilijk een betaalbare overnachting kon vinden, hebben wij het zekere voor het onzekere genomen en vooraf een hotel besproken. Best handig, want als we van de boot komen worden we door iemand van het hotel keurig opgewacht. De man zal ons naar het hotel brengen zodat we niet hoeven te zoeken, maar voordat we van het haventerrein af mogen moeten we eerst langs de immigratie. Al behoort Zanzibar gewoon tot Tanzania, we moeten net als bij elke grens weer het gebruikelijk formuliertje invullen en ons paspoort afgeven. Ach, hebben we er in ieder geval weer een stempeltje erbij. De immigratieambtenaar is een vriendelijke vrouw en een paar tellen later, met weer een lege pagina in ons paspoort minder mogen we eindelijk het eiland op.

 


Stone Town

Stone Town, de hoofdstad van Zanzibar, roept op het eerste oog een beeld op van vergane glorie. Het oogt een beetje vervallen en rommelig, maar naarmate we er langer zijn is het de sfeer die ons grijpt. Het oude gedeelte van Stone Town is een wirwar van kleine nauwe straatjes en oude koloniale gebouwen. Sommigen rijp voor de sloop, maar anderen prachtig gerestaureerd. We vinden het heerlijk om door de kleine straatjes, die in zekere zin wel een beetje lijken op de straatjes van de oude medina's uit de Arabische wereld, te dolen en te verdwalen. De straten zijn een kleurrijk geheel van spelende kinderen, gesluierde vrouwen in lange zwarte jurken en thee drinkende mannen en de geur is een mix van heerlijke aroma's die ons uit de openstaande voordeuren tegemoet komt en de vieze stank van veel te veel straatvuil. Op de achtergrond horen we een paar keer per dag de imam die oproept tot gebed. Stone Town is een gekke mix van Arabisch en Afrikaans, tegen een decor, dat het gevoel oproept terug te zijn in de tijd van piraten en avonturiers. Ons hotel bevindt zich in een van deze straatjes en ademt ondanks de verouderde staat een koloniale sfeer uit.

Olifantbestendige deuren

Dolend door Stone Town valt ons oog op de grote voordeuren. Veel grote gebouwen hebben nog de originele houten deuren versierd met prachtig houtsnijwerk. De ene nog mooier dan de andere. In vroegere tijden was de voordeur een symbool van status; hoe mooier en groter de deur des te meer aanzien de bewoner genoot. Maar deze sociale rol was niet de enige functie van deze grote deuren. Net als iedere deur hadden ze ook als doel het buiten houden van ongewenst gespuis en op Zanzibar waren dit niet alleen mensen. Iemand weet ons te vertellen, dat de grote scherpe punten waarmee nagenoeg alle deuren zijn uitgerust bedoeld waren om olifanten te weren, die met hun kont de deuren probeerden open te duwen.

 


Het kruideneiland

Jarenlang is de export van exotische kruiden voor Zanzibar de belangrijkste bron van inkomsten geweest en alhoewel dat vandaag de dag niet meer het geval is, worden er op het eiland nog heel veel kruiden verbouwd. In het hotel boeken we een zogenaamde "spice tour" en onder begeleiding van een gids bezoeken we samen met nog wat andere toeristen een van deze kruidenplantages. We genieten volop van dit toeristische uitstapje. Het is voor de verandering heerlijk om eens een hele dag vervoerd en vermaakt te worden met nog een heerlijke lunch op de koop toe. Het bezoek aan de plantage is een erg leuke ervaring. Het is een sensatie voor onze zintuigen. We mogen ruiken, voelen en proeven. We zien naast een heleboel bekende allerdaagse kruiden ook een aantal nieuwe kruiden en voor het eerst van ons leven zien we hoe kruiden als kaneel, limoengras, peper, gember, nootmuskaat, kruidnagel, annatto, kardemom, koffie, tumeric en vanille groeien en geoogst worden. Onze gids weet ons bovendien verrassend veel over de culinaire en medicinale toepassing van de kruiden te vertellen. Wat ons vooral bij blijft is de moeite die het kost om bijvoorbeeld een paar kilo gemalen nootmuskaat te maken. Het kweken, oogsten en verwerken van de kruiden is allemaal handwerk.

 


De grootste slavenmarkt van Afrika

Tot laat in de 19e eeuw was de handel in slaven nog heel gewoon. Mannen, vrouwen en kinderen uit onder andere Kongo, Malawi, Zambia, Mozambique en Ethiopie werden verhandeld voor geld. De slaven waren soms veroordeelde misdadigers, maar vaak ook onschuldige slachtoffers ontvoerd of verkocht door hun eigen volk. In die tijd werden mensen verhandeld alsof het goederen waren en het liefst brachten de slavenmeesters hun koopwaar naar Zanzibar; het middelpunt van de slavenhandel, waar de beste prijs voor hun koopwaar werd betaald.  Tijdens ons verblijf bezoeken we een paar cellen waarin de slaven werden bewaard alvorens te worden verkocht. Het meest waardevol waren de hele sterke mannen of mooie vrouwen. Voor de "beste slaaf" werd soms het equivalent van een duur huis betaald. In die tijd waren het dan ook alleen de extreem rijken die zich slaven konden veroorloven. Voor geld doet met alles en dat geldt overal, ook in Afrika. Teneinde een graantje mee te pikken van de handel in slaven werden sommigen gewoon door hun eigen volk opgepakt en uitgeleverd. Vooral bij Ethiopische vrouwen, die bekend stonden als de mooiste vrouwen van Afrika, waren deze praktijken de orde van de dag. Het is dan ook pas hier op Zanzibar, dat we de achtergrond leren begrijpen van de verminkingen die we hebben gezien bij vrouwen van diverse stammen in de Omo-vallei in Ethiopie. Lang voordat de vrouwen littekens en kapot gesneden lippen als onderdeel van hun cultuur hadden geaccepteerd, was het verminken van het gezicht pure noodzaak waarmee ze wilden voorkomen verhandeld te worden. Een lelijke vrouw had namelijk geen handelswaarde en was veilig voor ontvoering. Verdeeld over Zanzibar zijn diverse plaatsen die herinneren aan dit duistere verleden. We bezoeken de plaats waar tot 1873 de slaven legaal werden verhandeld, maar ook de grotten waarin de handel nadat het in 1873 werd verboden illegaal werd voortgezet.

 


Voor de buis

Onze dagen in Stone Town vullen we met wandelen, winkelen, uit eten gaan en televisie kijken en ze vliegen voorbij. Vooral televisie kijken is heerlijk om te doen. Normaal gesproken is het iets, dat we tijdens een vakantie als tijdverkwisting zouden beschouwen, maar nu na zoveel weken is het erg leuk. Iedere avond, na het eten, blijven we niet in de stad rondstruinen zoals we normaal zouden doen, maar gaan we lekker terug naar het hotel, waar we onderuitgezakt op bed genieten van een paar avondjes ouderwets televisiekijken. Het is een leuke afwisseling, maar na drie nachten zijn we wel verzadigd en nemen we een busje naar Nungwi, een paradijselijk plekje in het uiterste noorden van Zanzibar. Onze laatste dag vullen we zwemmen en lange strandwandelingen. Vooral bij eb is het erg leuk om over het strand te wandelen. In de kleine poeltjes zitten hier en daar nog achtergebleven vissen en het wad ligt bezaaid met prachtig gekleurde zeesterren.








 

Zeeziek

De volgende dag gaan we terug naar het vaste land. Voor de laatste keer trakteren we onszelf op een sorbet van echt Italiaans ijs en dan lopen we naar de haven. Omdat vanaf het eiland de langzame boot alleen 's avonds heel laat vertrekt, hebben we voor de terugreis tickets voor snelle ferry geboekt. Grappig is, dat de passagiers op deze boot voor een groot deel blank zijn terwijl je het aantal blanken op de langzame boot op twee handen kon tellen. We zoeken een plaatsje aan dek en wachten totdat de boot vertrekt. Achter ons zit, hoe kan het ook anders, een stel Nederlanders. Waar we ook zijn, Nederlanders kom je echt overal tegen. De boot is een soort catamaran en als we de haven uitvaren merken we duidelijk verschil. We gaan zeker twee keer zo snel, maar er is ook een heel groot nadeel; de boot deint ook twee keer zo hevig en het wordt hoe langer hoe erger. Naarmate we verder de haven uitvaren wordt de zee steeds ruiger. Witte schuimkoppen rollen over het water en de boot vaart er recht tegenin. Als een speelbal stuitert de boot over de golven en regelmatig vallen we met een klap terug op het water. Grote golven spatten dan over het dek en voordat we helemaal doorweekt zijn zoeken we snel dekking binnenin. Beneden in het ruim echter, voelt het geschommel van de boot nog heviger en het duurt dan ook niet lang voordat we allebei behoorlijk beroerd worden en wij zijn niet de enigen. Een van de bemanningsleden gaat rond met spuugzakjes en rondom horen we overal mensen overgeven. De rit naar het vaste land duurt maar anderhalf uur, maar het voelt als een eeuwigheid. Zuchtend en diep ademhalend weten we de hachelijke tocht zonder overgeven te overleven, maar het had niet veel langer moeten duren. Als de boot aanmeert zorgen we snel, dat we in de buitenlucht komen; eindelijk weer vaste grond onder de voeten.

 


Tsunami-alarm

Onze rugzakken goed in de gaten houdend nemen we het pontje naar de andere kant van de haven vanwaar we een taxi terug nemen naar het hotel. Zanzibar was een erg leuke ervaring, maar we zijn blij, dat we onze auto weer terug hebben, al had dit niet zo heel veel gescheeld. Van onze Zuid-Afrikaanse buren horen we tot onze schrik over het tsunami-alarm. De avond voordat we terug kwamen is door de autoriteiten een tsunami-alarm afgegeven en zijn alle stranden ten zuiden van Dar Es Salaam geëvacueerd. Onze buren hebben met caravan en al voor de poort van de camping overnacht om in geval van nood zo gauw mogelijk te kunnen vluchten. Even hebben ze nog getracht onze auto, die pal aan zee op het strand stond, te verplaatsen, maar dat bleek onmogelijk. We hadden alles op slot en vergrendeld. De tsunami die veroorzaakt zou worden door een hevige aardbeving in Azië is gelukkig uitgebleven, maar zou hij zijn gekomen, dan was onze auto zeker weggespoeld. Erger nog, dan zouden we het zelf niet eens hebben overleefd. De avond van het alarm sliepen wij namelijk in het hotel in Nungwi in het noorden van Zanzibar en daar heeft niemand ons gewaarschuwd. Raar, want volgens het alarm zou de tsunami als eerste Zanzibar hebben overspoeld. In Nungwi, dat op slechts een smal strookje land ligt, zouden we met het water links en rechts van ons geen kant hebben opgekund. We krijgen kippenvel bij de gedachte en zijn dankbaar, dat er niets is gebeurt. Volgens onze buren was het een behoorlijk angstige avond. Na de aardbeving in Azië trok de zee zich kilometers terug. Volgens lokalen bijna net zo ver als met de grote tsunami een paar jaar geleden. Destijds heeft de vloedgolf ook op de stranden in Oost-Afrika behoorlijk wat schade aangericht, maar gelukkig blijft hij deze keer uit. Als we die avond in onze daktent liggen en de zee horen ruisen kunnen we de gedachte niet van ons afzetten. De manager van het hotel heeft ons beloofd, ons direct te wekken voor het geval er een nieuw alarm zou worden afgegeven, maar dat voorkomt niet, dat we die nacht een beetje onrustig slapen.

 


Gezellige buren

Weer terug bij de auto genieten we van onze luxe. We hebben weer al onze spullen binnen handbereik, kunnen weer zelf ons eten bereiden en slapen weer in ons eigen bed. Nog drie dagen lang blijven we op de camping en vooral de laatste dag hebben we een leuke tijd met onze Zuid-Afrikaanse buren. Een van de leuke aspecten van het reizen is het ontmoeten van andere reizigers. Hoe verschillend ook de leeftijd, achtergrond of afkomst van iedereen, door het reizen heb je altijd wel wat gemeen. Iedereen heeft wel een leuk of spannend verhaal en als je eenmaal aan de praat raakt is de tijd om voordat je er erg in hebt. Zo ook onze laatste dag. In de middag nodigen onze buren ons uit voor een drankje en voordat we het weten zitten we 's avonds aan een typisch Zuid-Afrikaanse stoofpot. Het wordt een gezellige avond en we beloven langs te komen als we over een paar maanden in Zuid-Afrika zijn.

Een slang moet ook eten

Na anderhalf week zon, zee en strand hebben we wel genoeg gehad. Lekker gebruind en uitgerust pakken we onze spullen weer op en gaan we weer op pad. We hebben zin om weer verder te reizen. De komende dagen zijn echte reisdagen. In totaal vier dagen doorkruisen we het zuiden van Tanzania op weg naar Malawi. Het is een lange, maar mooie route. De eerste dag rijden we dwars door het Mikumi NP en gratis en voor niets zien we giraffes, buffels en olifanten. 's Avonds overnachten we op de parkeerplaats bij een motel. Bij het motel hoort ook een snake-farm en we krijgen er een leuke rondleiding. In grote kooien zitten allemaal slangen, waarvan de meeste behoorlijk gevaarlijk. Door veel naar de programma's van Steve Irwin te kijken heeft de verzorger geleerd hoe hij met de slangen moet omgaan vertelt hij ons en vol trots krijgen we een rondleiding. Het is interessant, maar we zijn blij, dat ze achter slot en grendel zitten. En dan al die vogeltjes. De slangen eten alleen levende prooien en dus vangt de verzorger regelmatig een heleboel kleine vogeltjes. Hij wiekt de vleugeltjes zodat ze niet meer kunnen vliegen en iedere dag stopt hij een paar in de diverse kooien. De bange vogeltjes zitten angstig te trillen als een rietje en kunnen geen kant uit. Ze kunnen alleen toekijken hoe hun soortgenoten worden opgegeten en wachten totdat ze zelf aan de beurt zijn. In bijna iedere kooi zien we wel een paar dode, maar ook levende vogeltjes. Die arme stakkers, we hebben echt medelijden met ze en dat geldt ook voor de konijntjes en cavia's. Achteraan op het terrein zitten nog een paar hele schattige konijntjes en cavia's in een hokje, maar ook die zitten er niet om geaaid te worden. Om de beurt worden ze gevoerd aan de enorme pythons die er wonen.

 


Rij slippervrij

Onze tweede reisdag begint met een wel erg grappig voorval. Schreven we in een van onze eerdere verslagen, dat we tot op heden nog weinig corrupte agenten zijn tegen gekomen, in Tanzania moeten we deze uitspraak herroepen. Regelmatig worden we aangehouden en het is al meer dan eens voorgekomen, dat ze proberen geld van ons af te troggelen. Soms door te mierenneuken over iets onbenulligs of soms zelfs door er ongegeneerd om te vragen. Natuurlijk werken we daar niet aan mee. We hebben inmiddels al te veel gezien om daar nog van onder de indruk te raken, maar de man die ons vandaag aanhoudt weet ons toch weer opnieuw te verrassen. Net buiten het dorp, worden we aangehouden en de agent stelt de gebruikelijke vragen; waar komen we vandaag en waar gaan we naar toe? We antwoorden vriendelijk en overhandigen vervolgens ons rijbewijs als hij daarom vraagt. Alles is in orde en we weten, dat hij ons nergens op kan pakken, maar de man probeert het toch. Hij gluurt in de auto en dan heeft hij iets gevonden. Markus draagt slippers en volgens de agent is dat erg gevaarlijk en niet toegestaan. Ja, ja, in een land waar slippers het meest gedragen schoeisel is, probeert de man ons ervan te overtuigen, dat we er niet mee mogen autorijden. De situatie is zo grappig, dat we er niet eens boos om kunnen worden. We lachen wat en gaan er niet eens serieus op in. De man weet niet zo goed hoe hij moet reageren en laat ons, maar snel weer verder rijden.

 


Romantisch etentje voor twee

Even buiten Iringa slapen we op misschien wel de mooiste camping van heel Tanzania. Het is een prachtig plekje en het restaurant is een plaatje. Het is een hutje van stro en klei, dat 's avonds wordt omgetoverd tot super romantisch restaurant. Er is geen stroom of verwarming en het is niet ingericht met fancy meubilair maar met behulp van stenen stoofjes, olielampjes en tafelkleedjes van traditionele stoffen wordt het restaurant omgetoverd tot het leukste restaurant van onze hele reis. We worden onthaald met Afrikaanse trommelgeluiden ..... en het eten..... hmmmmm. We kunnen niet kiezen en moeten eten wat de pot schaft, maar de maaltijd is erg goed. Vooral de passievruchtcake met room die we als toetje krijgen.

 


Lief hondje

En dan zit onze reis door Tanzania er bijna op. Mbeya is de laatste plaats op onze route en we slapen er bij een missiepost. Qua kamperen niet het meest ideale plekje. Het is weer eens een parkeerplaatsovernachting, maar voor ons is het een gezellige afsluiting. De mensen van de missie zijn zo ongelofelijk vriendelijk en we hebben er een aantal hele leuke ontmoetingen. Het enige nadeel is de hond. Vlak voordat we gaan slapen worden we er door de nachtwacht op geattendeerd, dat er tussen elf uur 's avonds en vijf uur 's ochtends een waakhond over het terrein loopt en de man vertelt ons, dat we daarom tussen die tijden niet buiten mogen komen. De hond is gevaarlijk en als we 's nacht onverhoopt toch naar buiten moeten, dan moeten we hem roepen zodat hij ons kan begeleiden. Lekker hondje. We drinken maar niet teveel meer en gaan zo laat mogelijk naar WC. Een mens zit raar in elkaar; alleen al door de gedachte, dat je de tent niet uit kunt om te plassen wanneer je moet, moet je ineens veel vaker, maar we weten ons te beheersen. Tegen de tijd, dat we de tent uit kruipen is het al licht en zit de hond weer veilig achter slot en grendel. Na een uitgebreid ontbijtje nemen we afscheid van de mensen van de missiepost en rijde we naar Malawi; weer een nieuw land, met nieuw geld, nieuwe bezienswaardigheden en nieuwe gewoonten. Reizen is alles behalve saai.